189 Wanneer men in den nawinter in Schouwen komt, lioort men er spreken Tan de stra, die na op het eene dan op het andere dorp gevierd wordt. Men zal hooren, dat deze en gene tegen dien dag zijne goede Trienden of bloedverwanten ter maaltijd noodigt. Een ander zal u verhalen hoe aaugenaam hij den dag daar of daar op de stra heeft doorgebragt. Een eukelen knecht of arbeids- jongen zult gij misschien hooren beschuldigen Tan zijn niet-lidmaatschap aan eene matigheidsmaatschappij wel wat duidelijk te hebben bewezen. En wanneer gij er niet meer Tan weet, zijt gij in groote verzoeking, om die stra voor eene soort van kermis te houden Of wanneer gij verneemt van zooveel en zooveel paarden,die er geweest zijn, zal alligt het denkbeeld van eene paardenmarkt, wel niet in het folio-formaat van Utrecht of Beusichem, maar al is het dan in duodecimo, toch altijd van eene paardenmarkt bij u opkomen. Maar indien gij mijne zeer geëerde lezers uit de eerste, derdevierde en vijfde districten van Zeeland dat denkt, dan moet ik u in alle bescheidenheid zeggen dat gij de zaak niet half zoogoed in Zeeland weetals ik midden indeMeijerij van 'sHer- togenboschwaar men geene stranden kenten waar men van do Zeeuwsche dijken en duinen moeijelijk heldere begrippen zou krijgenomdat men er door de eersten een voudige platte landwegen en door de laatste zandheuvels midden in de heide, verstaat.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1846 | | pagina 273