190 Ik hob gedurende mijn verblijf in Schouwen geene reden gehad, om mijne eilaudgenooten (ik zie niet in, waarom men dit niet even goed zeggen kan als latidge- nooten) van gierigheid op letters te verdenken. En toch onthouden de echte platte Schouwenaars u geregeld een volkomen derde van het woord strand, u niets meer ge vende dan stra, «o, dan is naar uwe beschrijving de stra zeker eene kermis op het strand?» —«Wel ja, waarom nietin Februari) kermis op het strand met stalletjes en tafeltjes oliekoekkraampjes en bosjes schar ren koekblokken speelgoed, bestoven gebak, poppen in Vriesche kleeding of zeer oneerbaar geheel naakt, onrookbare cigarenonbruikbare potlooden, goedkoops kanten, dure tabaksdoozen jenever met suiker in glaas- jens,met een pijpensleeltjen voorzienenzenz.«Volstrekt niets van dit alles, het laatste uitgezonderd. De stra is een tweeledig ding; het is eene kermis zonder kramen, eene paardenparade zonder koopers of verkoopers eene jaarmarkt zonder nadagen zonder officieel karakter, bij geene autoriteit bekend, in geen Almanak opgegeven, conventioneel ontstaande conventioneel eindigend°e een dag van uitspanning die vrienden bij elkander brengt, eene épisode in de wintersche dagelijkschheiddie jaar lijks komt en daarin getrouwer is, dan ijs en schaatsen. De werkpaarden hebben gedeeld in de winterrust van

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1846 | | pagina 276