195 uit de overblijfsels van hel hair, waarvan de twijfelachtige rood bruine kleur verraadt, dat het beest op de uiterste voorposten van paardelijke ellende, in de ineestoof ge staan heeft. Een toom heeft het niet aan hoe zou het dier ook steigeren of doorschieten? Het is blijde als het staan mag; een eenvoudige halster is genoeg, die vast gehouden wordt door een' aankomende achteroverhan genden jongen met kromme kniëenopgestroopte broek, witte wollen kousen, meest met de pet achterstevoren, de andere hand zich klemmende aan de overblijfselen van de manen des paards. Dat is de achterhoede van den trein, de exitas qui algethet beeld van do einden des menschelijken levens. De paarden hebben zich bevochtigd het is billijk, dat het de ruiters insgelijks doen. De beesten moeten ook eens rusten en daarvoor is geen plaats op het gausche dorp geschikter dan de herberg Men laat zich eens in schenken en wanneer dan de vermoeide en verfrischle dieren op stal gebragt zijn dient men toch wel eens te gaan zien, of men ook nog een staartjen in het glaasjen heeftgelaten hetgeen toch zonde en jammer wezen zou Maar dit behoort niet meer tot het ware de quintessens van de stra. Deze is met het laatste rondrijden afgeloopen waarna de sloot uiteengaat en de huiswaartsrijdenden nog voor eenigo oogeublikken kleine troepjens vormen gelijk aan de allerlaatste naflikkeringen van enkele ver spreide vonken in een Bengaalsch vuurwerk.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1846 | | pagina 281