6 3,' ten uensien van het eyndt gaende vergesel— schapt met profaniteijt en godloosheit. 4." alsoo seer wijt verschillende van de borgerlij ke gilden en collegien der ambaghtenneeringen en hanteeringen in de steden en derzelver schutlerien en schutters. Hij had waarschijnlijk het oog op de zoogenaam de Rhetor ij k-spetendie op de dorpen werden ver toond, en die, om derzelver luidruchtigheid, niet zonder reden door vele leeraren uit dien tijd werden af gekeurd. Maar, hij nadere ontwikkeling van zijne stellingendeelt hij ook nopens de gilden die hij in het 4.e punt genoemd had, het een en ander mede. 't Gene men, zoo schrijft hij in de steden met den naem van Gilden noempt.... sijn eijgentlijck Burgerlijke collegien en geselschappen. Alle de bor gerlijke gilden van een stadl beslacn uil sulke Bor- gers, die van een en 't selve hantwerck, ambaght neeringe en hanteeringe zijn. De wellen, orders', regiementenprivilegiën die men heeft en onderhout in de Borgerlijke Gilden sijn al te maal civil en politigoock beraernptgeslatucerd en gearresteert door de Politique Overheden. Oock is 't heele oog- merek van het oprighten der borgerlijke Gilden en derselver wetten en orders in haer selvcn aengemerkt, niet anders als tot een borgerlijcke rust, welvoert en voorspoed dienendeopdat alle trouopreghtig— heit en gereghtigheid in de neeringen, ambaghten

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1847 | | pagina 112