pen, dat hun Gilde bloeijen zou, indien zij het zelve niet onder de bescherming van dezen of genen Heiligen gesteld hadden? En koos de timmerman den h. jozef de schoenmaker den h. crispijn tot zijnen patroon, aan wien kon de smid den bloei van zijn Gilde veiliger toevertrouwendan aan den H. eloij, die onder den Frankischen Koning clota- kius II., in de 7de eeuw als goudsmid, en later als Bisschop zich een' buitengewonen naam verworven had 1) Volgens de ordonnantiën op dit Gilde van de ja ren 1666 en 1789, behoorden tot hetzelve: sloot- makers, hoefsmeden, zilversmeden, goudsmeden, glazenmakers, tinnegieters, loodgieters, horologie- makers, koperslagers, blikslagers en messenmakers. In eene ordonnantie van het jaar 1661 zijn de laatst genoemden onder dit Gilde niet opgenomen. Zij maakten toen voorzeker nog eene onderafdeeling van een der overige Gilden uit, tenzij men aanneme, dat dit bedrijf sedert het jaar 1586, waarin hetzel ve te Goes werd uitgeoefend, 2) aldaar hebbe op- 10 1) Hisenguij verhaalt in zijn: Vie des Saints, D. II, pag. 625 vlg. aan gaande liezen Heilige: dat hij op dertigjarigen ouderdom voor den genoemden Vorst twee met edelgesteenten versierde zetels vervaardigde, zoo als dezelve door 's Vorsten goudsmeden niet vervaardigd hadden kunnen worden. De door hem hij dit werk aan den dag gelegde eerlijkheid, deed Clotariüs den wensch koesteren, om hem in staatszaken te bezigen; doch Eloij gevoelde meer neiging tot een geestelijk leven, in den smaak van dien tijd. Verg. Christliche Kunst- lijmbolik etc. biadz. 79, t) Zie de Ordonnantie voor het Smsiengildeart. 4, te vinden in d. Voorboden en Ordonnantiën beginnende met het jaar 1568, bladz. 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1847 | | pagina 116