Als beambten van het Gilde noemen wij den Boek houder en den Gildeknaap. De behartiging van de financiëele belangen van het Gilde was den eerstgenoemden toevertrouwd. Hij was verpligt, om eenmaal des jaars van zijne gel delijke administratie rekening te doen. 1) Voorts moest hij zorg dragen, dat er eene naauwkeurige lijst van de leerlingen, die zich bij de verschillen de Meesters in dienst bevondenaanwezig wasen dat ook andere noodige aanteekenirtgen gehouden werden. Eindelijk gaf hij aan iederen nieuwen Gilde- broeder, nagedane proeve, een behoorlijk bewijs van vrij meesterschap op zegel af. 2) Voor deze diensten genoot hij eenen schelling van ieder pond der inkomsten. 3) Door den Gildeknaap geschiedde de noodiging tot de begrafenis van eenen overleden Gildebroeder. Daarbij adsisteerde hijlas de namen af, teekende de afwezigen aanen haalde de door afwezigheid verbeurde boeten op. Bij de opneming der vereisch- te proeven was hij tegenwoordig, en, zoo het noodig was, behulpzaam. Door hem had de opgave van gestolen of vermiste goederen, aan de Gilde- broeders en anderen plaats, gelijk hij ook den Gilde- broeders daarvan berigt gaf, wanneer er buiten de vrije jaarmarkt vreemde kooplieden in de stad kwa- 18 i) 3) Zie de ordonnantie van 1753 Art. 20. Zie de ordonnantie van 1789 Art 6. Zie de ordonnantie van 1733, Art. 20.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1847 | | pagina 124