Eeri Messenmaker.
In het maken van een Scheermes met zijn hecht er
aan. 1)
Was er zoo voor iederen stijl eene afzonderlijke proeve
bepaald, men schijnt daormede toch wel eens in zoover
re de hand geligt te hebben dat men eenen leerling, na
het doen van ééne enkele proef, tot het vrijmeesterschap
in twee verwante stijlen bevorderde. Althans in het jaar
1730, verschenen er voor den Voorzittenden Burgemees
ter twee goud- en zilversmeden, met de klagt, dat de
Dekeneu van het Smedengilde van voornemen waren, om
zekeren Jacobus Sandijk, na het doen van eene proeve
als goudsmid alleen tot het vrijmeesterschap in beide
stijlen toe te laten. De Dekenen ontkenden dit niet en
beriepen zich daarop, dat zulks door hunne predeces-
seuren meermalen geschied was. Het was er echter
verre van af, dat de regering zulk eene handelwijze
goedgekeurd zou hebben. Integendeel verklaarde zij
de requesteddie en door de Dekenen en door Sakdijk
over deze zaak werden ingediend, voor der reflectie on
waardig ja', voor inperlinent. 2)
Na de goedkeuring der proeven betaalde de Proef-
meester zijn inkomstgeld benevens de bepaalde heloo-
ning voor den üildekriaap eene vastgestelde bijdrage
voor het onderhoud der Gilden-pelle en voor de Wedu-
wenbeurs, waarna hij op zegel het bewijs van vrijmees-
23
r'
1) Deze bepalingen komen voor in de ordonnantie van 1661art. 1, in die va«
1751 art. 5-9,en in die van 1789, art. 4-7.
S) Zie de notulen der stedelijke regering van 12 Augustus des genoemden jaars