AAS HET SLOT U, eerbiedwaardig plekje! u brengt ons hart den groet, Vrij inoog' de snelle tijd bij 't eeuwig voorwaarts jagen Aan 't werk van 't voorgeslagt met scherpe tanden knagen. Hij wischt uw' naam niet uit in t vaderlandsch gemoed. Niet dat bezweert zijn' magt, dat de onverschrokken Held. Die, aan zijn Land getrouw, liet roofziek rot van 't Noorden Met schande en schimp belaau verdreef van Zeelands boorden In u een' keerdam schiep voor 't rustloos krijgsgeweld. Niet dat bewaart uw' naam, dat VlaancTrens k rij grens toet Door Zeeuwschen adeltrots naar Zeeland heengedrongen, Vergeefs uw' vestingmuur met woede heeft besprongen Eu 't ongehoord bedrijf geboet heeft met ziju bloed. Niet dat ook schenkt u roem dat Beaumont's ed'le Heer, Van 't krijgstooneel gekeerd en moe van 't roembehalen Een' stille rustplaats zocht in 't lommer van uw' zalen En zorgde voor 's Lands bloei en waakte voor 's Lands eer. Niet dat, o grijze burgt! maar, dat in vroeger stond Graaf Willems een'ge Spruit, door vriend en maag verraden Eu met des lijdens last tot stervens toe beladen Een welgemeend onthaal in uwe hallen vond. 'tis of ons oog haar ziet, als ze, uit den strijd gekeerd, In 't vorstelijk verblijf verheugd is neergezeten Wijl 't opgewonden volk, bij luide jubelkreten, Als Schutter-koniugin haar huldigt en vereert.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1847 | | pagina 143