TWEETAL LIEDEREN.
AAN DE LENTE.
[In het voorjaar van 1845.)
Waar vertoeft gij, lieve Lente,
Met uw rijke bloemenpracht,
Met uw zoete en milde gaven,
Jaar op jaar ons aangebragt?
Iteeds voor maanden sloeg de Winter
Trouw van sneeuw en ijs verzeld
Als een onmeèdoogeud heerscber,
Hier zijn zetel neèr op 't veld.
Stormen zond hij vóór zich henen
Stormen volgden op zijn schreèn
Hof en boomgaard weid ontheisterd,
En de laatste bloem verdween.
Maar, bij 't gieren van zijn vlagen,
En bij 't nijpen van zijn kou,