ming van den Heer, geene goederen van het Godshuis
worden verkocht of belast.
Wat het godsdienstig toezigt over het Godshuis aan
belangt, dit zal ongetwijfeld zijn opgedragen geweest
aan den Deken en de Kapittelheeren van St. Maar
tensdijk: misschien was de Kapellaan zelf een der
Kanunniken. Het lijdt geen twijfelof er werd be
hoorlijk zorg gedragen voor eene stipte waarneming
van het dienstwerk des Kapellaanshet gezet bijwo
nen der Mis en van den Vesper door de oude man
nen, en andere geestelijke oefeningen en verrigtingen
meer. Overigens hadden de oude lieden welligt eene
soortgelijke levenswijs als gezegde, ook bijeenwonende
Regulieren.
Of het Godshuis, gedurende de eerste eeuw van des-
zelfs bestaan meldenswaardige lotgevallen gehad heb-
be, is mij onbekend. Alleen weet ik, dat het bloeide,
zoodanig zelfs, dat van de overtollige inkomsten «door
de aelmissen der op 't Huijs komende luiden" meerdere
landerijen werden aangekocht. Vervolgens evenwel
vereenigden er zich verschillende oorzakenwelke de
gunstige omstandigheden van dit liefdadigheidsgesticht
niet slechts deden achteruitgaanmaar eindelijk ook;
helaasdeszeifs ondergang en vernietiging ten gevolge
hadden.
De Hervorming, welke ook hier op 't laatst der 16de
eeuw voor goed zich vestigde., was 't Oude-Mannen
huis geenszins voordeelig. Niet, dat in dien tijd van
79