BLIJMOEDIGHEID.
Neen! hij kan mijn vriend niet zijn,
Die nooit schertst en lacht
En de lieve vrolijkheid
Eene misdaad acht.
'k Heb een afkeer van den man
Altoos even stug;
En zijn norsch, onvriendlijk oog
'k Beef er voor terug
Zoek' hij and'ren, die, als hij,
Donker vóór zich zien,
En den opgeruimden mensch
Als de pest ontvlièn.
Welkom is hij mij alleen,
Die, door kout en lied,
Rimpels mij van 't voorhoofd vaagt
Teekens van verdriet.