BLIJMOEDIGHEID. Neen! hij kan mijn vriend niet zijn, Die nooit schertst en lacht En de lieve vrolijkheid Eene misdaad acht. 'k Heb een afkeer van den man Altoos even stug; En zijn norsch, onvriendlijk oog 'k Beef er voor terug Zoek' hij and'ren, die, als hij, Donker vóór zich zien, En den opgeruimden mensch Als de pest ontvlièn. Welkom is hij mij alleen, Die, door kout en lied, Rimpels mij van 't voorhoofd vaagt Teekens van verdriet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1847 | | pagina 204