De ervaring leert ons, dat wij bij deugdzame, edele en grootmoedige bedrijven eene zekere zucht gevoelen, (immers zoo wij niet geheel zedelijk verwoest zijn) de zelve na te volgen. Althans wij bewonderen dezelve, en, wat wij bewonderen pogen wij op zijde te streven. En nu het is alleen de goede smaakdie ons de schoonheid en zedelijke orde in die grootsche bedrijven doet opmerkendie alleen wekt den lust tot het lezen van ware of verdichte verhalen waarin wij dezelve vinden kunnenlokt ons uit tot den omgang met der- zeiver bedrijvers; de zucht, om dezelve te evenaren, krijgt daardoor voedselhet wordt welras een gewoonte, al wat deugd heet te bewonderen, en zoo worden wij van lieverlede zelve hare beoefenaars. Wanneer men, bij voorbeeld leest, dat een arme eene beurs met geld gevonden heeft; in het openbaar dien vond laat aankon digen, en aan den eigenaar wedergeeft zonder eenig beding van belooning zelfs, zal men te meer door de zedelijke schoonheid dier daad getroffen worden, naar mate onze smaak meer geoefend en zuiver is. Men zal den armen bewonderen, en de gewaarwording, daarbij ondervondenwekt de neiging opombij voorkomende gelegenheidevenedel te handelen. Hoe meer dus een smaakbevorderaar die neiging prikkelt, des te meer ontvonkt hij het hart van zijnen hoorder of lezer voor al wat edel en groot isdes te inniger gewint hij hun hart voor de deugd. Op deze wijze laat het zich ligt begrijpenhoe veel kostelijk zaad de 124

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1847 | | pagina 230