t3C
Zoolang dit uitdolven van de als brandstof tot het
routmaken benoodigde darink zich bepaalde tot de
schorren en hoogten buitendijks, deed het geene schade;
maar bij de toeneming der indijkingen en tevens het
vermeerderen van de behoefte aan zout door vermeer
derden uitvoer, begon men er het beverschte land
binnendijks eveneens toe te vergraven. De reeds ge
noemde geschiedschrijver Cornelius Battus, beklaa°gt
er zich over, dat aldus de vruchtbaarste velden in
moerassen werden herschapen en er zijn in Schou
wen bepaaldelijk nog plaatsen waar men de sporen
dezer uitgravingen duidelijk van de voormalige geulen
en kreeken onderscheiden kan. Het bepaalde zich
niet enkel tot Zeeland. Hadrianus Junius zegt het
zelfde van Hollanden ofschoon het gevoelen van
wijlen Mr. J. J. Baepsaet overdreven zij, die er den
oorsprong in vindt van de poelen en moerassen van
FrankrijkBelgie en Nederland, tot van de kern
des Haarlemmermeers toe, het werd echter al vroeg
noodig, dat Grafelijke keuren van de helft der der
tiende eeuw af, dit gevaarlijk bedrijf beletteden. In
het zoogenoemd Groot Privilegie wordt door Maria
van Bourgondic (1476) beloofd, dat zij voortaan geene
verlofbrieven meer zou geven tot het darinkdelven
bihnensdijksen keizer Karel V gaf in 1515 er
een verbod tegen uit, ook wegens de daardoor ver
oorzaakte ongezondheid. Het verbod schijnt echter
leer te zijn overtreden althans het werd nogmaals