den dag, waarop wij den Koning zagen, hadden wij zoo vele vlaggen niet zien wapperen. Dit pleit, dunkt mij, voor den eerbied, dien men hier voor de nationale vlag heeft. Zij moet de gebouwen niet tot een alle- daagsch versiersel zijn zij is daartoe te dikwijls getuige geweest van te heilige en onvergetelijke tooneelen^ Zij moet het symbolum der algemeene vreugde zijn, en anders wordt zij U toevertrouwd, zorgvuldige huis moeders! om haar een uitgelezen plaatsje in uwe linnen kast te geven. Nu echter, mag zij vrijeiijk wapperen; want het geldt thans den Landbouw en de Veeteelt, twee der eerste takken van den boom, die ons vaderland, inzonderheid onze provincie, zoo lieflijk overschaduwt. Over hunne belangen zal men raadplegen. Hunne welvaart, hun vooruitgang, ziedaar het groote doel van het feest! Gaat slechts naar de plaats, waar zij zich straks zullen vergaderen en gij zult het hooren, hoe, in welsprekende en hartelijke taal, de belangen van landbouw en veeteelt worden voorgehouden; gij zult er getuige zijn van den woordenstrijd van som migen en het gemompel van anderen; gij zult er de werking zien van den menschelijken geest, het ver schil van meening, de botsing der gedachten, den kampstrijd van theorie en praktijk, en het zal u goed doen, den ijver en de warmte op te merken, waar mede de zake wordt bepleit. Al hebt gij ook geen regtstreeksch belang er bij, jaal zijt gij ook ten eenenmale der zake onkundig, 146

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1847 | | pagina 254