langwijlig en ingewikkeld. Het tegendeel heeft bij de maan-eklipsen plaats. Derzelver berekening is veel eenvoudiger, maar de waarneming vandeiuiste tijdstippen der in— en uittrede van de schaduw door het zacht wegvloeijende der bijschaduw bijna ondoen lijk. Intusschen zal de lezer bij eenig nadenken ge makkelijk bespeuren, waaraan die meerdere moeije- lijkheid van het berekenen van de eklipsen der zon boven die der maan is toe te schrijven. Bij de laatste heeft men noodig te weten, den juisten tijd van volle maan, dat is, het oogenblik, waarop beide hemelligchamen, uit het middelpunt der aarde te zien, juist tegenover elkander staan; alsmede of zon en maan ieder nabij genoeg aan eene der knoopen van de maansbaan zijn om de maan te noodzaken, door de schaduw der aarde heen te gaan; met andero woorden men moet de juiste plaats van de maan in haren loopkring weten; die der zon is, gelijk van zelf spreekt, op het oogenblik van volle maan, 180" of een' halven cirkel van daar; men kent de plaats der maan, als men, gelijk de sterrekun- digen het noemen, hare lengte (d. i. haren afstand van het nachteveningspunt)en hare breedte, hare noordelijke of zuidelijke afwijking weet. Voorts moet men de grootte van den schaduwkegel der aarde kennendie hangt af van den afstand en de daar uit voortvloeijende parallaxis en diameter der zon; verder moet men wetenhoe ver de maan van de LXXI.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1847 | | pagina 79