neer men hetzelve met het middelpunt over de schuiu- sche lijn, die den maansweg voorstelt, heenschuift (zich daarbij den zonneschijf als geheel wit voorstellende) dan bekomt men een juist gezigt van de gedaanten waaronder zich deze groote eklips zal vertoonen. De aanstaande eklips zal voor Luxemburg ringvormig zijn, en in een groot gedeelte van Frankrijk enz., ook te Lonclm insgelijks. Reeds voorlang zijn van dezehe, omdat men haar voor de grootste dezer eeuw hield, (reeds ia Lande kondigde haar als zoodanig aan) af beeldingen vervaardigd. Men vindt die in de Eklip- tische tafelen van wijlen den verdienstelijken J. de Kamer Phils., en in Gleüns, Beschouwing van het Heelal, beide voor Amsterdambeide, vooral de laatste, stellen haar evenwel kleiner voor, dan zij zich in Zeeland zal vertoonen. Na haar zal in onze gewesten geene zon-eklips te zien zijn voor 28 Julij 1851 welke eene terugkomst is van die, welke den 17 Julij 1833 in den vroegen morgen waargenomen is. Tot 1860 zullen voorts de volgende zon-eklipsen bij ons zigtbaar zijn: 1851, 28 Julij, namiddag; zij zal in geheel Europa zigtbaar en in een gedeelte van Noord-Europa totaal zijn. 1858, 15 Maart, namiddag; zigtbaar in geheel Eu roparingvormig in Zweden en Noorwegen. 1860, 18 Julij, namiddag; zigtbaar in geheel Europa, totaal in Spanje. LXXVII,

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1847 | | pagina 87