84. jaarop eenen anderen tijd voor twee jaren aan gesteld'. Hunne bezoldiging was niet altijd even groot. De rector werd in het jaar 1592 aangeno men tegen een jaargeld van 10 p. vl. behalve vrijdom van accijns huishuur, soldaten enz. 2; een jaar later tegen 16 p. 13 sch. en 4 gr.3 Groote vermeerde ring onderging die bezoldiging na verloop van tijd als bedragende in 1633 100 pvl. 3 last turf, vrij dom van stads accijnsen van wijn en biervrije ivoo- ning en het genot van het burgerregt4 en later tot 125 p. vl. toes, waarbij eene buitengewone toela ge van 100 gld. 'sjaars gevoegd werd, wanneer de rector tevens als lector historiarum et eloquentiae of als lector Juris werkzaam was6. Den Conrector werd eerst eene bezoldiging van 12 stuivers in de maand toegelegd 7, welke later 1. Zie nopens de rectoren t. a. p. April 1592; 29 Julij 1594 aid. nopens de conrectoren t. a. p. 23 April 1G55. 2. t. a. p. April van het opgegevene jaar. 3. t. a. p. 13 Junij 1593. 4. t. a. p. 5 April 1633. 5. t. a. p. 25 Febr. 1730. 6. t. a. p. 10 Jan. 1739 17 Febr. 1776 en 13 Sept. 1783. Wij geven overigens niet al de veranderingen hierin ge maakt op maar verwijzen hem die dezelve mogt willen Itennen naar de Kleine Notulen van 3 April 1646 11 Febr. 1658; 17 Febr. 1659; 7 Junij 1661; 19 Aug. 1675; 25 llec. 1723; 6 Julij 1774 en 25 Mei 1776. 7. t. a. p. 5 April 1633.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1849 | | pagina 110