101. staat gesteld hadden om de geschiktheid van de leeraren der school te beoordeelen maar ofschoon geene enkele aanduiding zelfs hiertoe eenige bouw stoffen opleverdezoo meenden wij daarom toch niet te moeten terughouden wat ons nopens hen onder de oogen kwam. liet getal van hen die aan de Latijnsche school hunne opleiding ontvingen was in de verschillen de tijdvakken van haar bestaan zèer verschillend. Men merkt eene vermeerdering en vermindering opaan ebbe en vloed gelijk. De eerste opgave van dat getaldie ons voor kwam is van het jaar 1647 toen er een derde meester werd aangenomen vermits den aanwas der discipelen, zijnde 50 in getal'. Twintig jaren later besloot men ook tot de aanstelling van eenen der den meester mits het accres van de Latijnsche school2. In 1698 daarentegen werd de betrekking van con rector mits 't kleine getal der leerlingen gemortifi- ccerd 3. De kosten voor het onderrigtdat zij ontvingen beliepen in het jaar 1628 eene som van twintig grooten in iedere maand4. In 1646 werd beek man tot rector aangesteld op eene jaarlijksche be- LEERLINGEN. 1. t. a. p. 13 Maart 1G47. 2. h a. p. 22 Jan. 1GG7. 3. t. a. p. 1 Dec. 1698. 4. t. a. p. Mei - Julij 1628.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1849 | | pagina 127