105. ure zouden bezig zijn.] De tweede schrijft voor dat de scholieren de school niet zullen bezoeken zonder behoorlijk van alle schoolbehoeften voor zien te zijn. liet gebed bij den aanvang en bij het einde van den schooltijd alsmede opmerk zaamheid op der leerlingen gedrag en vermanin gen tot het goede zijn bij de derde aanbevolen. I3ij de vierde wordt het onderrigt in de gronden der Christelijke godsdienstleer tot pligt gemaakt en te- <yen Zaturdag van tien tot elf ure bepaald. De vijfde wildat de leerlingen zich met eerbied en gehoor zaamheid jegens hunne leermeesters en de leermees ters zich jegens hunne leerlingen met waardigheid en liefde gedragen zullen. De zesde tracht het ver- moeijen van der leerlingen geheugen zonder nut voor te komen; de zevende het gebruik der Latijn- sche taal en wel met de meest mogelijke zuiver heid in te voeren. Door de achtste wordt de be noeming aangeprezen van eenen persoondie de af wezigen zoowel als degenen die te laat ter school komen of Hollandsch spreken aanteekentaan het einde der week de verbeurde boeten inzamelt en bewaarttot dat dezelve eenmaal des jaars door de leerlingen verteerd worden. De negende be veelt dat er zorg gedragen wordtdat de leerlin gen geoefend worden in het leeren van lessen in het zamenstellen van themata in de vertaling en verklaring van goede schrijvers en dat zij nu en

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1849 | | pagina 131