218. mand bevreemden die weet, hoe berucht de Zeeuwen en toen en nog lang daarna warenvan wege hunne woestheid, door welke zij den bijnaam van wolven" kregen. De wijze echter waarop men de klagers te gemoete kwam, verdient toejuiching, te meer daar voor aller belangentot den koster ingesloten be hoorlijk zorg werd gedragen. Alleen de reeds dienst doende priesters verloren een' gedeelte hunner inkomsten. Misschien waren zij ook niet geheel onschuldig aan die veeten en vervolgingen. Even wel het landvolk kreeg almede eene nieuwe last te dragen. Hunne akkers werden, gelijk men het destijds noemdeschoollandenvermits zij voor taan behalve de tienden voor de priestersvan eiken bezaaiden akker nu ook nog e'e'ne schoof voor den koster (eigenlijk kloktrekker) moesten afstaan. We zien hieruitdat er te dien tijde nog weinig geld in de wandeling was. Ten slotte nog dit. Sedert dit stuk geschreven werd zijn er meer dan zes en eene halve eeuw verloopenen toch treilen we op Walcheren reeds plaatsen aan welke nog bestaan. Maar het llooge- lande van dien tijd moet belangrijker geweest zijn dan het tegenwoordigeof de omtrek door dien naam aangeduidmoet zich verder hebben uitge strekt dan dc grenzen van de tegenwoordige heer lijkheid. Waarschijnlijk was beide het geval. Want 1°. het gedeelte van Westmonsterdat ten westen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1849 | | pagina 246