228. In zijn geheel deel ik den bovenstaandenbjj mij berustenden brief medeniet alleenomdat hij afkomstig is van eenen beroemden kenner der Zeeuwsche geschiedenis en oudheden maar ook omdat het onderwerp die geschiedenis betreft, en alzoo met den inhoud van dit jaarboekje regt- streeks in verband slaat. De vraag toch naar de aloude kerkelijke bezittin gen derzelver oorsprong, uitgestrektheid en latere bestemming is eene zeer belangrijke, ook al durft men zich weinig beloven van aanspraken ten deze. Uit het laatste gedeelte des briefs blijkt (het geen mede tot onze kennisneming behoort) dat wijlen mijn waardigen schoonvader arr. uytte.n- hooven voor 30 jaren plan schijnt gehad te heb ben tot het vervaardigen van eene Geschiedenis van Zeeland voor de Scholen. Van de uitvoering is evenwel niets gekomenzelfs heb ik niets daar omtrent in 's geleerden mans papieren gevonden, Het ware, dunkt mij, eene wenschelijke zaak," dat dit plan alsnog werd ten uitvoer gelegd waar toe de man, die er door kennis van het onder werp en betrekking op het onderwijs in Zeeland de naaste toe is, wel niet ver zou te zoeken zijn. v. o. A ANTEE KENING.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1849 | | pagina 256