232. mendenspitsen hoek of lip lands aldaar. Men vindt dit woord nog onveranderd in ter Neme, aan de Honte." Wijlen bilderdijk bewerende, dat nes en nesse of nisse eigenlijk beteekent, holte, en dat vele plaatsen, aan de inloopende bogten van stroomen of rivieren gelegendeswege dien naam voeren was dus niet verre van de waarheid; want dergelijke inloopende bogten, wat zijn zij anders, dan plaat sen waar de stroom den neus in 't land steekt Doch bij landbeschrijvingen komen allereerst de landneuzen in aanmerking en wij zijn daarom dan ook voor deze nieuwe opvatting dankbaar, vermits zij ons Zeeland doet kennen als het eigenlijke Neuzen- land. Van alle zijden stak men er den neus naar uit: maar het liet zelve ook den neus over alles gaanten einde bij tijds op alles gevat te zijn. Van de Heideneus willen wij niet meer spreken. Wij hielden hem vroeger voor eenen Ylaamschen doch de heer A. S. heeft hem tot eenen Zeeuwschen gemaaktdie gerigt was tegen den Gaterneusin het westen van Vlaanderen. In het oosten stak dat graafschap een Ossen- en een Hondenneus uit; maar Zeeland zette er een Valken- en een Vinken- neus tegen over; aan de Brabandsche zijde plagt men voorheen den Ililderneus te hebbendie thans verloren is; aan de Hollandsche oudtijds den Borneusen laterbij toenemende verlanding

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1849 | | pagina 260