236.
Het vernemen van den kerkbrand te Domburg
waarbij tot onherstelbare ramp voor de oudheid
kunde de Nelialennia-beelden bijna geheel zijn
verloren gegaan1gaf mij aanleiding tot bet ter
band nemen van de overschoone afbeeldingen dier
overblijfselen, waardoor ons Zeeuwsch Genootschap
nog even in tijds de wetenschap aan zich heeft
verpligt. Ik behoef niet te herinneren hoe on
schatbaar de dienst zij door het eerste alzoo aan
de laatste bewezen. De afbeeldingendie in om
loop waren, misten alle juistheid, en waren zoo
gebrekkig, dat zij bij den voortgang van de weten
schap nu de monumenten zeiven niet meer aanwezig
zijn, tot de verkeerdste gevolgtrekkingen hadden
kunnen aanleiding geven. Doch men heeft mijne lof
spraak op de schoonheid en juistheid der bedoelde
afbeeldingen
geenszins noodig.
Meer geldt het
oordeel van mijnen geleerden vriend dr. janssen,
die2 zegt, dat hem geen soortgelijk werk be
kend is, waarin oude monumenten met grooter
juistheid voorgesteld zijn." Men mag gerustelijk
eenen soortgelijken lof toekennen aan de beschrij
4.
1) Zie hiervan BI,adz. 161 en vgg.
2) Beschr. der monumenten (Zie den tilel ook van
liet plaatwerk zelf, hierboven bladz. 164) bladz. XXIX.