254. \olgens d avaux een aantal Roomschgeziriden, bij wege van wedervergelding tegen de onverdraagza me kerkhebben genoodzaakt bun gewest te ont ruimen. Doch hoezeer die Staten vroeger en later de h'ervormde religie voor het palladium van den Staat hielden, niet oorbaar achteden de Iloom- sche publyckelijk toe te laten en zelfs de Jesuiten weerden en uitdrevenzoo gaven zij volgens dr. geen gehoor aan opwekkingen tot vervolging of uit drijving der Roomsche ingezetenen en dat zij dit toen ter tijd wel allerminst hebben gedaan (of zij zouden met zich zeiven in tegenspraak zijn geko men) blijkt volgens dr. daaruitdat zij besloten (28 Sept. 1685) om in overleg met de andere pro vinciën maatregelen te nemen om het lierte van Syn Konincklijke Majesteiyt van Vrankryk in het reguardt van die harde pressure en verdruckinge van zyne Gereformeerde onderdanen te mogen ver murwen.Dat bewijs is zeker van eenig belang doch het ontzenuwt niet ten vollewat door d'avaux (Negotiations en Hollande Tom. Y. p. 185) en op zijn gezag door mr. koenen (Geschiedenis der Fr. vlugtelingen bl. 81 en 82) wordt in 't midden gebragt tegen de Staten van Zeelandals dewelke niet juist op dien tijdmaar vroeger bij wege van wedervergelding een aantal Roomschen genoodzaakt hadden hun gewest te verlaten. In 1669bij de beruchte 49 artikelenwas de nieuwe vervolging

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1849 | | pagina 282