269.
fel te doen trekken o. a. op gronddat het niet
in eenige oude geschiedschrijvers ook niet in de
Kronijk van reigersbergh zoo weinig in de eerste
uitg. (Antw. 1551) als in die van boxhorn (Midd.
1644) gevonden wordt. Dit is evenwel geheel en
al bezijden de waarheid. Het bewuste verhaal komt
bij reigersbergii (althans in de boxiiornsche uit
gave, li. 282) wel degelijk voor, als een bijvoeg
sel achter het leven van karel den Stoutealwaar
de schuldige genoemd wordt des hertogs stad
houder van Zeelandt." Hieruit ontstaan de vragen
Heeft scheltema de overige negative getuigenissen
met meer juistheiddan de vermeende van rei
gersbergii aangehaald Wordt het bedoelde bij
voegsel ook aangetroffen in de eerste uitgg.? En
door welke nieuwe getuigenissen is de waarheid
'of onwaarheid in het licht te stellen van een ver
haal dathier of elders gebeurdalthans tot gel-
lert Faben Vert. hl. Nedcrd. uitg. 262) den weg
gevonden heeft (h. si. c. v. o.)
9.
Hoxiiorns uitgave van reigersbergh (ii Deel) is
even als de vroegere van dezen kronijkschrijver
bij denzelfden drukker (rosian te Middelburg 1634)
uitgegeven (het laatste meldens pars Naamr. van
Bat. schr. 48) voorzien van afbeeldingen der Graven