10. nog lag die Ilciile in de 5 ambachten veel te zui delijk om tot grensbepaling te dienen. Volgens ab utrecht dkesselhuis zoude Heede- nesse aan de oevers van bet water de Eede in het 4de district van Zeeland te zoeken zijn. Op de kaart van 861 bovengemeld, komen twee zeeboe zems voor, door twee landtongen gescheiden, zoodat slechtsdoor eene engte tusschen beide laatsten de beide boezems gemeenschap hadden. Deze boezems zijn van lieverlede misschien door het verleggen der Lieve naar Damme, opgeslikt; het water de Eededat er in plagt te vloeijen heeft zich door de schorren gedeeltelijk eenen uit loop gebaand; gedeeltelijk heeft men het dien gegeven door het kanaalingevolge den verlof brief van 1243 aan de Regering van Aardenburg gegraven. Kort daarna werden de opgewassen gronden bedijkt, en ontstonden alzoo de polders Ooster- en Westereede beide weder door de ge wezen landtongen gesplitst in bezuiden en benoor den Aardenburg. De onderscheiding in bezuiden en benoorden Sint-Pietersdijk is eerst ontstaan bij het leggen van dien dijk gedurende het twaalf jarig bestandwaardoor van de beide noordelijke polders iets afgenomen werd. Oostereede benoor denin de Spaansche onlusten gevloeid, bleef lang in dien staaten is naderhand onder an dere namen bedijkt. Hier hebben wij dus slik-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1849 | | pagina 36