13. Dame. 1 Ieder moge oordeelen, maar mij verwon dert het, dat acker stratingh zoo weinig gewigt gesteld heeft in het gevoelen van een man wiens kunde boven mijnen lof verheven isdie meer dan dertig jaren lang een ijverig onderzoeker was van de natuurlijke gesteldheid en van de geschiedenis dezer landstreekdie daarbij op de plaats zelve zijne jongelingsjaren sleet en zijne studiën in dit vak begon daar zijn vader te Aardenburg pre dikant was; die dus, meer dan eenig ander geleerde, door plaatselijke kennis van den natuur lijken toestand des bodems was toegelicht. 2 Dat toch die schrijver ons land nooit gezien heeft blijkt al dadelijk uit de kaartdaar hij het 4dc district zonder duinen teekent; die toch de geheele kust van het Retranchement tot Breskens omgeven alleen afgebroken door de watering van Groede waar het Zwarte gat in zee vielom welke duinen 1. Dat lach doe, geeft toch aanleiding, om aan eene ver plaatsing der ligging te denken. Dat er stroomen waren die ten zuiden van Zeeuwscli-Vlaanderen van het oosten naar het westen liepen getuigen de oude kaarten wij la ten het daar vanwaar zij hunnen oorsprong hadden en of een derzelve den naam van Sincfala droegzeker is het dat zij er lagen en dat zij in het Zwin vielen. Maar di't alles staat nog in geen verband met liet gevoelen nopens Heedenesse. Alleen de door ons aangeduide plaats ligt toch nader hij de Sincfala dan die van acker stratikgh. 2. ACKER STRATIKGH bladz. 114.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1849 | | pagina 39