21.
I. Charters der Grafelijke liegering.
Tot op het jaar 1844 meende men te moeten
betwijfelen of in het gewestelijk archief wel origi
nele oorkonden of bescheiden van het tijdvak der
grafelijke regering aanwezig waren.
Wel was men bekend met de charters', welke
door kluit in zijnen codex diplomaticus ad histo
rian criticam comitum Hollandiae et Zelandiae
waren in het licht gegevenen die ,deze geleerde
heeft geput uit het nog (in het archief der reken
kamer) aanwezige cartularium of copieboek der
privilegiën van de voormalige abdij van 0. L. V.
te Middelburg; doch geenszins had men durven
onderstellen, dat nog bijna al de originele char
ters en giftbrieven dier abdij zouden worden we-
dergevonden.
In het gemelde jaar 1844 kwamen zij uit eenen
ouden koffer te voorschijn, en wel ten getale van
omtrent 1200, meest allen op perkament ge
schreven en van staartzegels voorzien.
Iloogst gewigtig was voorwaar deze ontdekking,
te meer naardien het genoemde cartularium de
copien van slechts 149 charters in zich bevat,
terwijl daarvan niet meer dan een 20tal in ge
zegden codex diplomaticus zijn uitgegeven.
Be 1200 stuks wedergevondene oorkonden en
privilegiën leveren dan ook eene nieuwe, tot nog
toe onaangeroerde bron voor de beoefening onzer