41.
Bl door Vrankrijk reisde 1 was er tot Angiers se
ker Professor in de Historiëndie my voor Taei
er ineeSter diende van wien ick de gronden der
Fransehe en ïtaliaensche ïael heb geleertdese
en eersfmael myn Wapen siende seide Héces Ar-
moirics parient bien. Ik daerover schier misnoegt
te- denkkende, dat hy myne Armoiries wilde parlantes
1 maken daer die voor de geringste gerekent wor-
m" den, sag hem met eenen den vinger op liet sil
en Ver settenseggendeCandor en voorts op het
'ESable met. de goude Sterre seide hy noch Qui
leu tenebris fulgeten tot het Azur en twee goude
va- Sterren boven voortgaandeDat Sidera coelo
in, 'twelck soodanig is, als of men wilde seggeuDe
ar, suiver heit des gemoedsof Deugd in tegenspoed blijnk-
op kendegeeft sterren aan den hemelwelke spreuk
in, mijseer aengenaem viel, en hopende dat de waer
erk heid daarvan noch in myn leven mogt blykken
ans heb ik die altyt voor myn Geslacht willen bewaren."
der Het zoude uit deze laatste woorden kunnen schij
der nen alsöf hij een voorgevoel heeft gehad van een
nde rampspoedigen levensloop. En uit alles blijkt
dan ook dathij met vele teleurstellingen en we
der waardigheden heeft moeten worstelen. Voor
Hri
TEE-
yer
IAC0, 1. Verg. nog Cronijk bl. 187, alsmede bl. 726,
uwel waaruit blijkt dat hij later en wel in 1651 te Parijs is ge-
q weest. (Ook blijkt uit bladz. 181 dat bij zich omstreeks
denzelfden tijd als te Rouaanook te St. Malo heeft op
gehouden. V. 0.)