46. zoo niet adclijke althans patricische en bijna uit sluitend m/era^s-familienvoor niet'w einigen cerie aangename verschijning zijn geweest. Misschien is het wel hieraan toe te schrijven, dat aan on zen onvermociden verzamelaar een belangrijk blijk van de gunstige gezindheid der staten van Zee land te beurt viel. Hij verkreeg namelijk, te be ginnen met den jare 1685, een lijf-pensioen van 250 (te betalen met f 216) hetwelk hij ook tot zijnen dood toe getrokken heeft. 1 Doch hoe welkom hem dit gunstbewijs moge- geweest zijn ter bestrijding van de groote kosten die hij voor zijn hoofdwerk de Cronijk van Zee land aanwendde daarvan hielp het hem weini zoodanige kronijk was in die tijden, om dejaloezij der steden onderling ja van de regerings-eolle- gien in elke stad tegen elkandereene zaak waarop met arendsoogen gelet werd. Reeds in 1734 had zacharias roman dit ondervonden, toen hij de oude kronijk van jan reijgersrergii met vele bijvoegselen had herdrukt. tot het in het licht geven Het uitgeven van 1. Zie de lijst der lijfpensioenen voor 1G85 in de Sta ten Not. van Zeeland ran 1G8G bl. 15G. Er blijkt echter uit de notulen van dat of de vroegere jaren, niet, wan neer of bij welke gelegenheid hem dit is toegelegd. Dit lijfpensioen wordt voorts jaarlijks in die notulen vermeld tot en met 1704. Na dien tijd hebben de notulen geene lijsten meer van tractementen of lijfpensioenen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1849 | | pagina 72