menof' haer daeraen gelegen te laeten." 1 Verpletterend moet deze koele en minachtende dispositie voor den volijverigenmaar bereids be jaarden ssiallegange geweest zijn. Er verloopen dan ook weder vijf jaren voor wij iets van de Kronijk vernemen. Geheel schijnt hij den moed niet verloren te hebbenja hij schijnt er in zeker opzigt toch nog in geslaagd te zijndat de staten zich de Opdragt ten minste nog lieten welgevallen. Althans vóór zijne Kronijk vindt men de opdragt aan de statenwelke gedagteekend is den l.augus- tus 1695. Niet lang daarna schijnt hij met de uitgave hetzij tot geschenken hetzij aan de in- teekenaren 2een begin gemaakt te hebben. Doch reeds den 20sten dierzelfde maand ondervond hij een nieuw oponthoud van de zijde der regering van Middelburg. Deze schijnt aanstoot genomen te hebben aan hetgeen omtrent de kiezers de wis selbank en eenige subalterne collegien gemeld was. 1. Staten Not. 2 mei 1690 bl. 99. 2. Zie het slot der inhoudsopgave van het XVde hoofdst. bl. 768 der Kronijk. (In mijn exempl. en dat van het N. Brab. Gen. staat onder aan de laatste bladzijde (774) een custos kamen terwijl de volgende met den blad wijzer begintvermoedelijk heeft daar dus overeenkomstig de inhoudsopgave eene naamlijst dier Heeren en Vrien den die met hare Teijkeninge den druk van deze Cronijk hebben helpen bevorderen" moeten volgen. Of zij in andere exempl. volgt, heb ik niet kunnen nazien. V. 0.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1849 | | pagina 81