hij die op de goede trouw steunende de tienden van den souverein gekocht heeft, zoo maar in eens de inkomsten van zijne uitgeschotene penningen missen omdat het met der ingelanden intrest overeenkomt geen tienden te geven, ofschoon zij hunne percee- len met dien last gekocht en aanvaard hebben en zeer wel wisten dat zij tienden schuldig waren Dit kan immers de intentie van den wetgever niet zijn. 2°. Dat aan den indijker of ambachsheer, en bij gevolg aan dengene op wien het regt toegekend is moeten volgen A. De voordeelen en emolumentenwelke aan hemzoo in het justitiële als in de politiedoor den Graaf tot aanmoediging en tegemoetkoming aan de kosten van bedijking zijn toegewezen geworden, als: a. aanstelling van schout en schepenen en secretaris dijkgraaf, gezworenspenningmeesters enz.mitsga ders de bediening der veerenten minste voor zoover men daarvan in het bezit geweest is. Onder de Graven werden schout, secretaris of klerk en dijkgraafschappen verpacht, of onder zekere teruggaaf bezeten. Dit regt nu heeft de Graaf aan ambachtsheeren overgelatenen hetzelveten minste de betalingen van die ambten even als de verder toegewezene voordeelen, kan en mag als de intrest van hunne uitgeschotene gelden aangemerkt worden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1850 | | pagina 100