122
bekleeden. Beterdan door redeneringen en ge
volgtrekkingenwordt dit gedaan door de bronnen
der geschiedenis zelve voor zich te leggen; door
zich in Zeelands raadzaal zelve te verplaatsen om
te hooren hoe men daar de zaak besprak en be
oordeelde om te vernemen wat men daar bedoel
de. De Munstersche vrede staat hier echter niet
op zichzelf; men moet hooger opklimmen dan tot
1648, want eigenlijk heeft men toen niets gedaan,
dan de laatste, voltooijende hand leggen aan een
werk, waaraan verscheidene jaren, reeds van 1643
af, gearbeid was. Maar hetgeen men in 1643 ter
hand nam, was eigenlijk niets anders dan de her
vatting van vroegere pogingen, welke de eene na
de andere mislukt waren. En deze pogingen wa
ren op hare beurt uitvloeiselen geweest van het
twaalfjarig bestand, hetwelk men in een duurzamen
vrede zocht te herscheppen. Tusschen dat bestand
en den Munsterschen vrede mag eene tijdruimte van
27 jaren liggen, in het wezen der zaak sluiten zij
zich naauw aan elkander enhetgeen hier vooral
in aanmerking komtop heide tijdstippen heeft
Zeeland dezelfde gevoelens geopenbaard en met
gelijke zelfstandigheid gehandeld.
Wij treden dan met onze gedachten terug tot
het jaar 1608. Na de luisterrijke overwinning door