146 protest van 12 april 1648, dat men, in eene zaak van de hoogste aangelegenheid zonder eenstem migheid der gezamenlijke gewesten besloten en de goede verstandhouding met Frankrijk had ver- onachtzaamd doortegen het verbond met dezen Staatafzonderlijken vrede met Spanje te sluiten terwijl men aan Zeelands gezanten niet eens de gelegenheid had gelaten, om eenen keer naar huis te doen." Hunne afgevaardigden hadden namelijk ter algemeene Staatsvergadering, gewezen op de groote verpligting die men aan Frankrijk had op het gevaar dat onze grenzen bedreigdezoolang Frankrijk en Spanje in oorlog bleven op het be denkelijke van geen anderen waarborg te hebben dan het woord van Spanje eenen vijand met wien men slechts in schijn verzoend wasdoch die inder daad onverzoenlijk bleef. En om al deze redenen hadden zij gewaarschuwd tegen het onvoorzigtig be krachtigen van een verdrag, hetwelk niet zonder ondankbaarheid en onregtvaardigheid geteekend was (zie WAGENAAR d. XI bl. 483 en 484). Aan deze gevoelens is Zeeland ten einde toe getrouw geble ven en heeft dezelve nog met nadruk volgehouden toen bet. ten laatste bijzondere inzigten en belangen aan de onderlinge eendragt ten offer bragt. Ge tuige het eind-protestwaartoe deszelfs Staten op

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1850 | | pagina 162