149 het minst in bloei van koophandel en welvaart be loond. Deze zaak is van te wijden omvang om hier ontwikkeld te worden. Hetgeen met een en kel woord herinnerd ismoet alleen dienen om be grijpelijk te maken, dat een gewest hetwelk de zee als zijn element beschouwde, terwijl het vol achter docht en wantrouwen tegen Spanje was en tegen over den vijand zich moedig gevoeldedat zulk een gewesttoen het zijne edelste bronnen als in gevaar beschouwde, huiverig voor den vrede was, zoolang het op dit gewigtig punt niet ten volle was gerustgesteld. Hiervoor dan hebben Zeelands Staten geijverd en zij hebben het verkregen. Op den 17 september van 't jaar 1646 werd bij de Staten van Zeeland goedgevonden en geconclu deerd, „dat de treves, die met Spanje zou wor- den gemaakt, zich tot Oost- en West-Indien niet zal komen te extendeerenmaar dat alles aldaar zal blijven en gelaten worden in de tegenwoordige gelegenheid van oorlogdaar het isen dat men zal trachten hetgene voorschreven is, met de re- denen en motiven daartoe dienende, de andere provinciënen met name Hollandsmakelijk te maken, ten einde de heeren Plenipotentarissen van wege dezen Staatin conformiteit van dien mogen worden gelastomme het vervolgens van

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1850 | | pagina 165