250 zoo schenen ook de gildebroeders de hunne wel eens te vergeten. Immers, in 1684 vond de kerkeraad goed: „om de confraters van 't St. Jacobs gilde, leden zijnde van de gemeente, ernstig te vermae- nendat sy gedenken en houden zouden de se- rieuse beloftenvoorheen meermalen gedaen." Ja, toen in genoemd jaar eenig verschil ontstaan was tusschen de gildebroeders zeiven (waarover wordt niet vermeld) en dit geschil hangende was voor den regter, hoopten de kerkelijken niet slechts, dat hierop de vernietiging van het gilde volgen zou maar wendden ook daartoe alle moeite aan bij de gildebroeders, ten einde het jaerlyks inkomen van 't gilde mogt gebragt werden tot godvruchtig ge- bruick."1 Dan, wat ook de kerkelijken mogten 1. Kcrkeraads-handel. van 1684: „Nopende 't St. Jacobs gilde men sal alle occasie en gelegenheid waernemen gemerckt de gildebroeders in verschil staen voor de poli- tyke vierschareten einde het voors. gilde mag werden gedissolveerd en de jaarlijksche provenu van 't selve ge- bragt tot godvruchtig gebruickvolgens beloften voor- henen gedaen aan den E. kerkeraad door verscheiden le- den, zijnde ook ledematen van de kerke." Het stuk rakende het St. Jacobs gilde blijft genoteerd ter memorie tot dat men zal zien de uitkomste van het verschil tusschen de gildebroeders hangende voor den reg- ter; op welke ligtelijk zal volgen de vernietinge van 't voors. gilde."

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1850 | | pagina 268