253
1754, over de jaren 1745 tot en met 1753, slui
tende met een batig saldo van 16 P. 11 S. Vis.
Hieruit blijktdat de rekening en administratie der
confrérie niet meer zoo rigtig geschiedden als vroe
ger, hetgeen door alle tijden heen een bewijs was van
achteruitgang en een voorbode van eindelijke ont
binding bij alle vereenigingen. Ook de broeder
schap van St. Jacob zal destijds een einde geno
men, en denkelijk in het midden der 18e eeuw vrij
willig besloten hebben om de bezittingen van haar
gilde aan de stad te schenken, welke de regering
in de voorgaande eeuw, op geene, mijns inziens
wederregtelijke wijze, had kunnen verkrijgen. Al
thans in eene, door mij geziene stadsrekening van
1772 worden onder het kapittel van ontvang ver
antwoord, niet slechts de meergemelde zilveren or
namenten (voor memorie), maar ook de renten en
pachten der landerijenvoor dezen aangekomen heb
bende de confrérie of het gilde van St. Jacob, des
tijds bedragende 11 gemeten 84 roeden, welke nog
behooren onder de gemeente-eigendommen van St.
Maartensdijk; terwijl, gelijk wij zagen, de zilveren
voorwerpen van het St. Jacobs gilde ook nog be
rustende zijn onder de regering van evengenoemde
plaats.