19
der beteekenis van namen, door den lieer giulon ach
ter eene Anglo-Saxische Chronijk gevoegdaltoos
eene toe- of afsluiting van een water te kennengelijk
met menig Zeeuwscli voorbeeld kan bevestigd worden.
2°. Dat men nog blijken van doorbraken in de
opgenoemde dijken vindt. Ten minste mij schijnt
toe, dat de halfronde gedaante, welke 't 1. en 2.
perceel land in Sottenshoek te zamen bevat, duide
lijke teekens van eene toegeslikte weel draagt
welke weelen men weet, dat door inbraken ver
oorzaakt en vooral in Schouwen en Duiveland langs
de dijken gevonden worden, gelijk mede in Oud-
strijenin Nieuwstrijen en onder Poortvliet in kaaije,
vosholguivele en leege reekhoekzoo als op zijne
plaats zal aangewezen worden.
3°. Dat men de overblijfselen der oude wateren,
door welke deze zeedijken bespoeld werden, in
verscheide benamingen nog aantreft, als:
Ten noorden de Sassegracht (waarvoor ik sasse
grave verkies te lezen1 en dan beduidt deze naam
1. Men zal mij beschuldigen dat ik nu en dan de namen
naar mijn zin buig. Hiertoe denk ik vrijheid te hebben, om
reden dat de benamingen in Zeeland zoodanig verbasterd zijn
dat men eerlang naar de gemeenste benamingen zal moeten
raden. Dus vindt men dikmaals in de Staten Notulen gespeld
Smaalzijl voor SmaalzieEnnewee voor Nieuwe Eebeide
plaatsen onder Poortvliet; alsmede Slabbecoorne voor Slab-