30 Een derde opwas schijnt mij toe geweest te zijn, de twee hoeken40 Papeschetegaaren 41 Piercoix- schetegaar; de uitgang in Aar* beteekent een schor, en Scheete, iets dat schielijk oprijst. Dit een en an der geeft aanleiding, om aan schielijk2 opgerezene schorren te denkenietsdat in Zeeland niet vreemd isen hetgeen hier ter plaatse het eerst be- groesde deel der Booneputten zal uitgemaakt en het toeslikken van de Nieuwe ée veroorzaakt hebben. De hoek 42 Vosholde plaats welke door de vossen geliefkoosd werd, gelijk hol te kennen geeft, komt mij voor een vierde opwas in de Booneputten geweest te zijn. Verscheidene omstreeks gelegene plaatsen, als: VosmeerVosvliotVos dal en Ilcime- vosdijkgeven grond om aan het viervoetig gedierte der vossen te denkendat in deze streken nog vrij algemeen moet geweest zijn blijkens de llevo- 1. Aart of aurt, voor schorren, als: Stinkaart, Hon- aart, SoeteaartNataartCoesaartAarschot, enz. 2. Een sterk bewijs van snellen aanwas in Zeeland is: door de Noordgouwe kwam Ao. 1304 de Fransche vloot tot ontzet van Zierikzee heen varen, in 1374 dijkte men dit wa ter geheel toe. 3. Dal in Zeeland beteekent geen laagte tusschen ber gen maar een schorals SoetendalLeliëndalRikendal WinendalWulpendalRodendalenz. Dal noemden de Anglo-Saxiers een land dat groen was.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1850 | | pagina 42