Mij lust liet wild gedruisch vau 't golven woeden
Bij 't stormgeloei daar schuimend langs uw tand
Mij 'tworst'len met die aangehitste vloeden,
o Zeeuwen! van uw heilig strand:
*k Bemin die kracht dien moed van uwe helden y
Dien forsclien strijd, die met de haren lacht,
En, spijt der waat'rcn schrik, uw* rijke velden
Met gouden korendosch Bevracht.
*k Bemin dat landzoo veilig in de stroomen
Door d'Almaclit zelv' des hemels teer behoed
Die om *t geweld der golven in te toornen
Uw ziel doordrong met zulk een moed.
'k Heb Zeeland lief, den grond die mannen teelde
Door 't wereldrond om trouw en deugd vermaard,
Die, waar de driekleur van zijn vanen speelde,
Den schrik verspreidden over de aard.
Wie telt de daan dier helden? Wie de zanden
Der Noorderzee waar ze op uw* kusten breekt
Wie roemt de deugd dier nederige landen
Die zulk een reeks van eedlen kweekt?
A. P. v. G.
TER DRCKKERIJ VAIf DE GEBROEDERS ABRAHAMS.