II. Zeeland aan zich verpligt heeft, - niemand zal het verwachten die bekend is met u wiens zedigheid dat ver van zich werpen, en met mij,'-in wiens pen het eene bespottelijke aanmatiging zijn zou. Ook zal ik de onderneming voor het vervolg liever ten uwen aanhoore aan onze landgenootendan aan u zeiven aanbevelen. Hetgeen goed is had daartoe nooit of in eenig opzigt woorden bij u noodigen het geen afkeuring verdiende kon nimmer uw oordeel door zoete vleijerij verkloeken. Daarmede vergenoeg ik mij dus, u te danken, dat gij welwillend voor Nehalennia een gedeelte over hebt van de oogenllikkendie u over schieten wanneer gij aan de wetenschapde kerkelij ke belangen en die van de gemeente des Heeren uwen tijd besteed hebt. Ga daarin onder Gods zegen voort! En ontvang bij de vraag om Uwe voortdurende vereerende vriend schap de verzekering mijner ware hoogachting. Uw medebroeder en vriend H. M. C. VAN OOSTERZEE. Oirschot den 20 December 1849.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1850 | | pagina 8