het voorkomen van de
Steenuil op Walcheren 1983 tot en met 1986
z.
•3
Inleiding
In de jaren zestig was de Steenuil op Walcheren een geregelde ver
schijning die met minstens 1G paar vertegenwoordigd was (Smulders
6 Joosse1969Er werd toen echter al een achteruitgang vermoed.In
1977 werden er slechts drie paren vastgesteld, bij Vrouwenpolder
Ritthem en Arnemuiden(Meininger1977In de jaren 1981 en 19R2 werd
er door de Vngelwerkgropp Walcheren uitgebreid inventarisatie-onder
zoek gedaan naar deze soort.In beide jaren werden 4-5 broedgevallen
geconstateerd(Meininger,1984). Nadat ook in 1983 een groot deel van
Walcheren op Steenuilen was geinvenfcèriseerdditmaal door de Pro
vinciale Planologische Dienst van Zeeland, besloten Gido Davidse en
Gerard van Zuylen deze soort in de daaropvolgende jaren te blijven
volgen
Werkwijze
Met behulp van een band- of cassetterecorder werd de zang van de
Steenuil afgespeeld in geschikt lijkende en/of traditionele broed-
biotopen.Terugroepende vogels werden volgens de richtlijnen uit het
Handboek Vogelinvenfebrisatie (1985) als broedvogel geïnterpreteerd.
Uit het bovenstaande blijkt dat in de beschreven jaren niet geheel
Walcheren is onderzochtOnderschatting van de aantallen vond moge
lijk plaats door het over het hoofd zien van solitaire paren op "on
bekende plaatsen en door het missen van hardnekkig zwijgende exem
plaren.
Resultaten
In de jaren 1983 tot en met 1986 werden er respectievelijk 10,10-12,
7 en 7 Steenuilenterritoria vastgesteldIn de figuren 1 tot en met 4
zijn deze globaal weergegeven.
fig. 1 territoria
van de Steenuil in 1983
fig. 2 territoria
van de Steenuil in 198i,
Deze gegevens illustreren in een aantal gevallen de grote plaats-
trouw van de Steenuil; verschillende territoria bleken jaar na jaar
bezet te zijn.Dit is overigens een bekend verschijnsel in het ver-
schijmngsgebied van de soort Mikkola 1983 Cr amp et al.1985).
Tevens wordt duidelijk dat na de strenge winter 1984/85 het aantal
Steenuilen scherp gedaald is, iets wat niet weer gebeurde na de di
rect hier op volgende, wederom zeer strenge winter 1985/86.
De trekdrift is bij de Steenuil zwak ontwikkeld; de meeste vogels
vestigen zich binnen 20 km. van het nestgebied (Cramp et al.1985).
Het 1 ijj<t er op, dat opengevallen plaatsen, bv. ontstaan door sterf
te tijdens extreem strenge winters, niet gemakkelijk opgevuld kunnen
worden indien er in de buurt geen "reservoit-gebied" is. Om die reden
lijkt het zinvol om eventueel met
behulp van nestkasten een aantal
"tussenstations" te creëren tus
sen het belangrijkstepermanent
bewoonde Steenuilengebied bij
Vrouwenpolder enerzijds en een
reeks secundaireminder frekwent
bezochte biotopen anderzijds
VeereArnemuidenNieuw- en St.
JooslandRammekensRitthem en
diverse andere kleinschalige ge
bieden). Tevens is het zaak om't
knotwilgenbestand in het genoem
de hoofdgebied bij Vrouwenpolder
te (blijven) restaureren.
Medewerkers
Behalve door Gido Davidse en Ge
rard van Zuylen werd er aan dit
onderzoekje éénmaal meegewerkt door Jan Hengst
Literatuur en ^an Willemse.
Cramp,S.et al1985Handbook of the Birds of Europe, the Middle East
and North AfricaOx ford
MeiningerPL1977Verspreiding en aantallen van de broedvogels
in Zeeland, Middelburg,.
MeiningerPL1984Inventarisatie van een aantal broedvogels op
Walcheren in 1981 en 1982, Vogeljaar 32:62-71.
MikkolaH1983Owls of Europe, Calton.
SmuldersBJAJoosse1969Avifauna van Walcheren, Wetenschappe
lijke Mededelingen K.N.N.V. nr. 82, Hooghout.
fig. 3 territora
van da Steenuil in 1985
fig. L territoria
van de Steenuil
in 1986
Gido Davidse Noordweg 23, 4333 GA Middelburg