«pa 5T rflII I I t~3- aan de toppen van middelste ondervleugeldekveren die een half maan tje vormen.Voor een verduidelijking van de beschrijvingen verwijs ik u naar de tekeningen.!) dient echter te onthouden dat er verschillen de tussenvormen van kleden zijn. Tenslotte nog een goed determinatie- kenmerknamelijk de moeilijk te omschrijven roep: een laag,nasaal "kee-ow" Voorkomen in Europa De belangrijkste broedgebieden van deze soort bevinden zich rondom de Zwarte zee,alwaar meer dan 100.000 paar tot broeden komen.De soort is hier vrij recent in aantal toegenomen en als gevolg hiervan is ze ook elders in Europa toegenomen en broedt de laatste decennia regel matig in Hongarije, Zuid-Frankrijk, de DDR en het Noordzeegebied, waar onder Nederland en het aangrenzende Zwin in BelgiëOverwintering vindt vooral plaats in het Middellandse zeegebied en in klein aantal langs de Noordzeekust. Voorkomen in Nederland Tot voor kort was de Zwartkopmeeuw in Nederland alleen bekend als een zeer schaarse doortrekker en zomergast, hoewel in 1935 op Schou wen reeds een gemengd broedgeval met een Kokmeeuw plaatsvondPas de laatste 25 jaar is het aantal waarnemingsn van de Zwartkopmeeuw in Nederland flink toegenomen en stijgt de laatste jaren nog langzaam. Dit is enerzijds te verklaren door de al genoemde toename van de broedvogelpopulatie rond de Zwarte zee en anderzijds door het nog steeds stijgende aantal fanatieke vogelaars. Sinds de laatste 15 jaar broedt de soort vrijwel jaarlijks in Nederland(3 tot 10 paar).Ook in Zeeland zijn broedgevallen vastgesteld,o.a. in het Grevelingenmeer, Saeftingheop de Soelekerkeplaat en op de Middelplaten (beide in het Veerse Meer).In het aan Zeeuwsch-Vlaanderen grenzende Zwin is het aantal paren van deze soort de laatste vijf jaar sterk toegenomen tot ongeveer 15. Voorkomen op Walcheren De gegevens die ik hier gebruik om het voorkomen op Walcheren te be spreken zijn afkomstig uit de waarnemingen voor de toekomstige nieuwe Avifauna van Walcheren, en wel van de volgende personenPeter Braam, Gido DavidseChristian Giljam,J.van Impe,Sander LilipalyPeter Mei- ningerRutger van OuwerkerkAr jan 0vaa,Erik Sanders,Luc van Schoor, Rob SponseleeJos Tramper,Paul van Tuil,Fred Twisk,Jaco Walhout en Jan WillemseHoewel misschien nog niet alle waarnemingen van deze soort aan mij zijn doorgegeven kan het overzicht toch vrij volledig ge noemd worden. 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 f1Q 1voorkomen van de Zwartkopmeeuw op Walcheren O en op de Middelplaten jfmamjjas f j 9 2 voorkomen van de Zwartkopmeeuw per maand op Walcheren a en op de Middelplaten 622 Van voor 1977 is mij slechts één waarneming bekend, namelijk 7 oktober 1967: één naar zuid vliegend exemplaar te WestkapelleSinds 1977 wordt de Zwartkopmeeuw regelmatig op Walcheren waargenomen en sinds 1982 jaarlijks (zie figuur l).Het aantal waarnemingen op Walcheren stijgt de laatste jaren sterk. Totaal werden op Walcheren tot en met 1987 minimaal 87 Zwartkopmeeuwen waargenomen. Hierbij zijn de waarne mingen van de Soelekerkeplaat (Walchers grondgebied) waar in 1986 één paar tot broeden kwam en de Middelplaten (Zuid-Beveland) waarvan mij 15 waarnemingen bereikten (waaronder waarschijnlijk twee broedgevallen in 1987) niet meegerekend. 55% van de Walcherse Zwartkopmeeuwen betrof adulte vogels, 21% twee dejaarsvogels en 24% eerstejaarsvogels. Op de Middelplaten ging het om 87% adulte vogels.Het maandelijkse voorkomen op Walcheren (zie fi guur 2) wijkt weinig af van het maandelijkse patroon van deze soort voor Nederland, alleen is het geringe aantal waarnemingen in mei op vallend. am j j fi q3 voorkomen van adulte Zwartkopmeeuwen op WalcherenQ en °P de Middelplaten per maand f m a m j j as on fig4 voorkomen van tweede jaars Zwartkopmeeuwen op Walcheren O en op de Middelplatenper maand 6 - 4 - 2 am j j as on fi q5 voorkomen van eerste jaars Zwartkopmeeuwen op Walcheren CD en op de MiddelplatenEB per maand Overigens komen de meeste waarnemingen van de Middelplaten juist wel uit de maand mei. De soort is daar echter ook broedvogelDe soort werd elke maand van het jaar waargenomen met de meeste waar nemingen tussen begin april en eind oktober. Het voorkomen van aduD te vogels (figuur 3) wijkt weinig af van het totaalpatroon al zijn er in vergelijking weinig waarnemingen in juni en september. Tweedejaars vogels werden het meest gezien in de topmaand april (zie figuur 4). Alleen de eerstejaarsvogels waren algemener in het najaar dan in het voorjaar, met een piek in september en oktober(zie figuur 5).Alle f

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1988 | | pagina 4