Systematische vögeltellingen op Walcheren '80-'83 (4) ±a 16 14 12 1» 4 2 Buizerd D J F Figuur 35 12 ia 6 4 2 a '80-81 H D J F Figuur 36 13 Na de besprekingen van watervogels in de eerste drie delen van deze reeks vraag ik deze keer uw aandacht voor de roofvogels. Even vooraf:bent u ook zo'n voorzichtige vogelkijker die niet de uitspraak zou willen doen dat er in de hele Delta of zelfs in het hele land grotere aan tallen van een soort vertoeven, alleen omdat we hier op Walcheren toevallig meer exemplaren tellen? (Even voor u zelf beantwoorden voor u verder leest). Zo gesteld is de vraag niet helemaal eerlijk.Als u iets weet over bij voorbeeld de weersomstandigheden hier en in de rest van het land is zo'n uitspraak al veiliger te doen. In ieder geval blijken de grotere aantallen roofvogels in de winter van 1981-82 ten opzichte van 1980-81 op Walcheren een duidelijke af spiegeling van wat zich in de Delta (Verslag Rijkswaterstaat/SBB) en in het hele land af speelde (Atlas van de Ne derlandse vogels). Het strenge winterweer dreef toen onder andere Buizer- den, Sperwers en Toren valken vanuit het noorden naar onze contreien. In de figuren 35,36 en 37 zijn de aantallen weer gegeven die in die beide winters op heel Walcheren werden geteld. löi 16 14 '81-82. De jachtwijzen van de drie soorten zijn bepalend voor de mate waarin de aanwezige aantallen be trouwbaar zijn vast te stellen. Het zal duide lijk zijn dat de Buizerd door zijn grootte en ge woonte om geregeld uit kijkposten te betrekken beter te tellen is dan de Sperwer. Bij de Torenvalk werden in de zachte winter 1980/ 81 10 a 20 exemplaren per telling waargenomen. Dit aantal komt goed o vereen met de vastgestel de aantallen broedgeval- len (nestkasten) in de eerste jaren daarna(nest- kastverslagen VWG). De verspreidingskaarten (figuren 38,39 en 40) geven alle waarnemingen weer uit de periodes no- vember 1980 tot en met april 1981 en november 1981 tot en met april 1982 samen. De stippen zijn willekeurig gezet binnen de begrenzing van elk deelgebiedgetrokken lijnen). Bij veel tellin gen in Oranjezon werden de aantallen niet per deelgebied vastgelegd, zodat de stippen daar geen beeld geven van de werkelijke ruimtelijke verdeling De aantrekkingskracht van bosgebieden als Oran jezon en Rammekens springt direct in het oog. Of deze terreinen ook een rol spelen als slaapplaats is mij niet bekend. De aantallen Blauwe kie kendieven waren tijdens deze tellingen op de vingers van één hand te tellen, behalve in decem ber 1981 toen over heel Walcheren 16 exemplaren werden waargenomenDeze uitschieter viel samen met een (overigens onbe sproken) opvallende piek in de landelijke presen tie (Atlas van de Neder landse vogels). Uit de waarnemingenreeks van oktober 1978 tot en met september 1983 was dat zelfs de hoogste presen tie. De overige roofvogelwaar nemingen betreffen een mannetje Grauwe kieken dief (april 1981) nabij Serooskerke. Verder Brui ne kiekendieven in het Sloegebied in de periode april-september (in die periode zijn slechts enke le gebieden systematisch geteld) met een piek tij dens de najaarstrek in augustus en september (maximaal 9 exemplaren). Van het Smelleken werden

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1988 | | pagina 8