al door de harde, koude wind.
Beschrijving
Groter en zwaarder gebouwd dan Stormmeeuw (dir®cte vergelijking mo
gelijk); iets kleiner dan ZilvermeeuwVleugelpunten in zit ongeveer
even ver voorbij de staart uitstekend als bij de Zilvermeeuw; bij
Stormmeeuw iets verder uitstekend. Snavel langer en zwaarder dan
van Stormmeeuw; grootte en bouw ongeveer overeenkomend met Zilver
meeuw, maar breedte tussen bovensnavel en nok van adulte Zilvermeeuw
leek breder,wat echter moeilijk te zien was door de snavelring van
de RingsnavelmeeuwKop platter dan die van StormmeeuwGezichtsuit
drukking ongeveer te vergelijken met die van Zilvermeeuw.
Kop en nek
Wit met donkere strepen tot in de nek, iets minder gestreept dan bij
StormmeeuwDie laatste heeft een duidelijk kleinere en rondere kop
dan de Ringsnavelmeeuw en kijkt ook vriendelijker.
L ichaam
Bovendelen: mantel en rug blauwachtig grijs, duidelijk lichter dan bij
Stormmeeuw, en iets lichter dan Zilvermeeuw. Onderdelen wit.
Bovenvleuael
Lichtblauwachtig grijs, vleugeltoppen zwart, meer zwart dan bij Zilver
en Stormmeeuw met drie witte handpenvlekkenStormmeeuw en Zilver
meeuw toonden grotere handpenvlekken dan Ringsnavelmeeuw. Dit was
in vlucht goed te zien. Aan tertials minder wit dan Stormmeeuw en
Zilvermeeuwmin of meer een smalle witte rand vormend.Dit was in
zit een duidelijk verschil, vooral het verschil tussen Ringsnavel
meeuw en Zilvermeeuw was goed te zien!
Ondervleuqel
Zeer licht tot wit, iets meer zwart aan de handpennen dan Zilver
meeuw en Stormmeeuw, twee tot drie witte handpenvlekken, één hand-
penvlek was iets groter. Witte toppen aan de handpennen.
Stuit en staart: wit
Naakte delen
Vanwege de afstand heb ik geen zwarte pupil en lichte iris kunnen
zien, oog leek donker. Snavel geel, met een zeer duidelijke scherp
afgetekende zwarte ring rond de snavel (deed me even denken aan een
zwart elastiekjeBreedte van de ring ongeveer tussen de en 1 cm;
snavelpunt geel. "Ring" van Stormmeeuw die iets verderop stond was
minder duidelijk en afgetekend dan bij RingsnavelmeeuwPoten geel,
iets minder (fel) geel dan bij Kleine mantelmeeuw die verderop stond.
Dëterminatie
De grootte, de lichtgrijze bovendelen, de forse snavel met de zeer dui
delijke band, de gele poten en de smalle witte ran
den (uiteinden) aan de tertials, wezen op een a-
dulte Ringsnavelmeeuw. De donkere strepen op de
kop zijn kenmerkend voor het adulte winterkleed.
Bij de Stormmeeuw is dit iets opvallender. Storm-
meeuwen zijn kleiner, hebben een vriendelijke ge
zichtsuitdrukking (rondere kop), slankere snavel
met een veel minder opvallende "band" en opvallen
de witte uiteinden aan de tertials. Stormmeeuwen
hebben ook een donkere iris, maar door de afstand
adult was 9een lichte iris te zien bij de Ringsnavelmeeuw
wJnterkleed Rin9snauelmeeuw kan uan de Zilvermeeuw worden
R3 onderscheiden door de iets lichtere bovendelen,
de grootte (duidelijk iets kleiner dan Zilvermeeuw)
de geringere hoeveelheid wit aan de tertials en
de gele poten.
Gedrao
De Ringsnavelmeeuw toonde geen afwijkend gedrag t.o.v. de andere be
schreven meeuwen. Tussen de andere meeuwen zocht de vogel naar voed
sel op het slik en vloog af en toe samen met Zilvermeeuwen en Storm
meeuwen en Kokmeeuwen even op, om daarna weer te gaan fourageren.
Op 12 maart tussen 16.00 en 16.15 uur zag ik de Ringsnavelmeeuw weer
op dezelfde plaats, op een afstand van circa 150 meter onder zeer
goede belichting.De meeuw zat tussen ca 75 Zilvermeeuwen (bijna alle
maal adulten in zomerkleed) en enkele adulte Stormmeeuwen, eveneens
in zomerkleed. Enkele tientallen Kokmeeuwen, ook hoofdzakelijk in a
dult zomerkleed, stonden verderop te rusten.Het was bijna hoog water,
alle meeuwen zaten (of stonden) op een soort verhoogde slik/zandbank
te rusten. De Ringsnavelmeeuw heb ik alleen z i t tend gez ienBij het af
zoeken van de meeuwen vielen gelijk de lichte bovendelen op van de
Ringsnavelmeeuw tegen het iets donkere van de Zilvermeeuwen, waaraan
ik de meeuw ontdekte.
Na de waarnemingstijd ben ik weggegaan om mensen te waarschuwen en
om 16.40 uur kwam ik terug met Rutger van Ouwerkerk en Christian Gil-
jam, later kwamen Arjan Ovaa, Jaco Walhout, Gido Davidse, Paul van
Tuil, Erik Sanders en Sander Lilipaly er nog bij. Inmidde ls waren de
aantallen meeuwen verminderd en werd het water steeds hoger. De aan
wezige vogelaars zochten nog tot ca 17.30 uur, echter zonder resul
taat.
De kenmerken van de Ringsnavelmeeuw in vergelijking met Zilvermeeuw
en Stormmeeuw waren precies hetzelfde
als op 12 februari 1988.Nu was de vogel
echter in zomerkleed; de kop was wit, adult zomerkleed
er was geen vlek-of strepentekening te
zien. De bovenvleugel was lichtgrijs,
vleugeltoppen meer zwart dan bij de Zil
vermeeuw.Drie witte plekken in de vleu
geltoppen, de laatste witte plek was
het minst opvallend. Witte plekken in
vleugeltoppen van Zilvermeeuwen waren
groterVleugelpunten zwart, van Zil
vermeeuwen wit.Aan tertials minder
wit dan Zilvermeeuwen, op 12 februari
was dit verschil duidelijker. De ogen waren nu beter te zien dan op
12 februaridoor de minder grotè afstand heb ik de lichte iris kun
nen zien! Snavel dezelfde kleur geel als snavel van Zilvermeeuw,
met de weer zeer duidelijke scherp begrensde zwarte ring rond de sna
vel, zeer opvallend! Breedte van de ring ongeveer tussen de en 1
cm. Snavelpunt geel (max.l cm).De snavel van de Zilvermeeuw leek iets
forser
Het is jammer dat mijn waarnemingen niet door andere vogelaars konden
worden bevestigdTotaal zijn er tientallen vogelaars uit Nederland en
België op de waarnemingen afgekomen.
Voorkomen
Bij aanvaarding is dit de tweede Ringsnavelmeeuw voor Nederland, de
eerste bevestigde waarneming komt van de Maasvlakte, waar een -ove
rigens ook moeilijk terug te vinden- adulte vogel in zomerkleed werd
gezien in een kolonie Stormmeeuwen van 6 tot 13 juli 1986 Schrij
vershof P .G. en Schrijvershof R., 1988). Mijn waarneming betreft echter1
wel de eerste vogel in winterkleed voor Nederland.
De Ringsnavelmeeuw broedt in Canada en het noorden van de Verenigde
Staten. Veel vogels overwinteren in de Verenigde Staten (Cramp en
Simmons, 1983). Van het vaste land van Europa zijn ongeveer 30 waar
nemingen bekend. In Groot Britannië werd de soort in 1973 voor het
eerst vastgesteld. Er zijn nu meer dan'500 waarnemingen bekend van