Systematische vögeltellingen op Walcheren '80- 83 (6) 1 i8 0'' ■!- I 49 Vasthoudend aan de tot nu toe gevolgde systematische bespreking van de tijdens de zogeheten 'maandelijkse tellingen' onderzochte vogelsoor ten, is nu de beurt aan de groep van de steltlopers. De Scholekster werd al behandeld in de vorige aflevering van deze serie. Door de omvang van de groep zal een aantal soorten pas in de volgende afle vering worden gepresenteerd. Diverse indelingen zijn mogelijk wanneer we de steltlopers in ecologi sche groepen proberen te groeperen. Soorten als Kievit en Goudplevier associëren we vooral met binnendijkse gebieden terwijl we bv. de Ros se grutto vooral aan de oevers van het getijdewater denken. Erg hard is de binnendijkse/buitendijkse indeling voor veel soorten niet. Zo worden Kieviten en Goudplevieren ook wel aangetroffen op de bij laag water droogvallende slikken (waar ze zelfs voedsel weten te bemachtigen) en zien we de Rosse Grutto in de trekperiode ook wel in bepaalde weidegebieden. Al bij de bespreking van de Scholekster werden de aantallen uit de polders apart van die langs het buitenwater bekeken. Mullié en Meinin- ger (1978) wierpen de vraag op of er eigenlijk wel uitwisseling is tussen de binnen- en buitendijks fouragerende Wulpen. Voor zover mij bekend is de dagelijkse gang van deze vogels tussen de Walcherse pol ders en buitendijkse gronden nog altijd niet goed onderzocht. Kluut Recurvirostra avosetta) Alleen in de maanden oktober/novem ber tot en met april werden vrijwel alle gebieden op Walcheren geteld. Het aantal waargenomen Kluten in deze periode is weergegeven in fi guur 49 (aantallen exclusief het Sloe) Een toename van maart op april komt hierbij vrijwel volledig op rekening van de Sloekreek in de QuarlespolderBekijken we de aan talsontwikkeling voor deze kreek a part, dan zien we pieken optreden in april en september (fig.50) tij dens de doortrekperiode (in april zorgen ook de arriverende broedvo- gels voor een aantalstoename). Be halve in dit gebied werden ook be langrijke aantallen Kluten waarge nomen in het Sloegebied. Figuur 51 geeft alle waarnemingen daar, in clusief de slikken bij Fort Ramme- kens,weer. Ook hierin zien we in april verhoogde aantallen als ge volg van doortrek. Opvallend is het verspreidingspa troon dat uit de Klutenwaarnemingen naar voren komt (fig. 52). Buiten deze gebieden worden door Van Zuy- 98 Kluut 88 ND J F Mfl 1988/81 O H D J F M fi 1981^82 Figuur- 49 L 00. Kluut Sloekreek xTx 80 50 40 30 28 10 1981 Figuur 58 L00| 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 J F M K1uut S1oe li J J 8 S O N D 1981 Figuur 51 -H-MeiniQ«ier/ v.Zuulen Fisuur 52 Kluut len (1983) en Meininger(1982 en 1983) broedgevallen gemeld in het heggenreservaat bij Kle- verskerke, het caissonterrein bij \lee te en het industriege bied Arnestein bij Middelburg (aangeduid met een ster in de figuur). Bekend is de gebondenheid van de soort aan terreinen in de nabijheid van ondiepe waterpartijen en slikkige bodems waar met de typische maaiende methode het voedsel bemachtigd kan worden. Interessant is de vermelding van Smulders Joosse (1969) van het broeden op een eilandje in de Westkreek te Westkapelle. Bontbekplevier (Charadrius hiaticula) Deze soort wordt in de tellingen al leen vermeld voor het Sloegebied en de omgeving van Rammekens (waar ook gebroed wordt) en er is een waarne ming bij Westkapelle (24/11/81). Figuur 53 laat het aantalsverloop zien in 1981 in het Sloegebied. On der de horizontale as is de perio de weergegeven waarin voor-en na jaarstrek plaatsvinden met daarbij de door Meininger e.a. (1985) vermel de trektop. Ook in de zeetrekversla- gen van 1983 en 1984 van Westkapelle vinden we vooral waarnemingen van zuidwest vliegende Bontbekplevieren in augustus en september (Davidse e.a. 1984 en 1985). Strandplevier (Charadrius alexandrinus) De hier besproken telgegevens bevat ten uitsluitend waarnemingen van Strandplevieren in het Sloegebied. De aantallen zijn per maand uitgezet in fig.54. Opvallend is het verschil met de door Bouwman (1987) opgegeven aantallen uit de periode 1984-1987, ontleend aan de hoogwater tel1ingen zoals die door Rijkswaterstaat worden georganiseerd. In de gegevens van Bouwman vinden we een duidelijke aan talstoename in de nazomer wanneer ver Bontbekpl.1981 (Sloe) Strandpleviei 1981 =1984-1987 RWS

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1988 | | pagina 11