I
ll
llll.
VL
li#
-
li B9
Fig. 7.3
van de lijn Vlissingen- Oost-
kapelle werd waargenomen (fig.
71). De soort werd in alle
maanden van het jaar, met uit
zondering van mei en juni,
vastgesteld. Waarnemingen van
Witgatjes betroffen in 80%
van de gevallen 1 ex per tel-
gebied. Het hoogste aantal
(llO ex) werd gezien in augus
tus 1981, tijdens een overigens
zeer onvolledige telling. In
de overige maanden werden 1-4
Witgatjes geteld.
Oeverloper Actitis hypoleucos
Evenals het Witgatje werd de
Oeverloper alleen ten oosten
van de lijn Vlissingen- Oostka-
pelle gezien (fig.72). De
hoogste aantallen werden waar
genomen in het Sloegebied (fig.
73), t ij dens de najaarstrekpe
riode. Tijdens de (onvolledige)
telling in augustus 1981 wer
den op Walcheren 24 Oeverlo
pers gezien
Steenloper (Arenaria interpres
Terwijl het hoogste aantal per
deelgebied (145 ex) bij Westka-
pelle werd aangetroffen, is
in de tellingen alleen sprake
van regelmatige aanwezigheid
van Steenlopers langs de kust
bij Westduin: van oktober tot
en met april 21- 87 ex. De
soort werd alleen gezien langs
de kust: van Sloe, via Westka-
pelle tot Oranjezon.
Kokmeeuw (Larus ridibundus)
De verspreiding van Kokmeeuwen
op Walcheren vertoont een dui
delijke samenhang met het voor
komen van graslandgebieden
(vergelijk figuren 74 en 75).
Weilanden herbergen grotere
hoeveelheden bodemdieren dan
bouwland (Barnard Thompson
1985). Ook de leeftijd van een
"grasmat" blijkt van invloed
op de hoeveelheid wormen e.d.
in de bodem. Gegevens over de
ouderdom van de graslanden op
Walcheren moeten we echter
ontberen
De Kokmeeuw is niet alleen aan
gewezen op dit voedselaanbod,
M£ER EX.
UJITGRT
TIGUUR 7'
HEER EX
OeV£RL£)P£k
TIGUUR 72.
OEVERLOPER feb 1981 - apr 1982
Sloegebied
12
10
8
6
4
2
J
Jm 0
F M A M J J
ASONDJ FMA
Moand
maar vangt eveneens insecten
in de vlucht, waterdieren en
eet daarnaast plantaardig ma
teriaal en afval. Zo kunnen
Kokmeeuwen aangetroffen wor
den bij vuilstortplaatsen en
mogelijk is ook de stort bij
Koudekerke oorzaak van de gro
tere maximum-aantallen die in
de omgeving daarvan zijn ge
teld.
Het aantalsverloop in de pol
ders vertoont in de winters
1 980/81 en 1981/82 een gelijk
aardig patroon (fig.76). Van
november tot januari nemen
de aantallen af (wegtrek), om
daarna weer toe te nemen tot
een piek in maart. In april
zijn de aantallen weer iets
lager. Deze toename in het
voorjaar wordt veroorzaakt
door de terugkeer van Kok
meeuwen die elders hebben o
verwinterd.
In de nabijheid van de broed
plaatsen (bv. Rammekens) wer
den maximale aantallen in de
zomermaanden vastgesteld. In
winterse omstandigheden ver
schijnen veel meeuwen op gro
ter open water, zoals het Ka
naal door Walcheren (fig.77).
Het is de vraag of hier ook
voedsel vergaard wordt, afge
zien van wat de mens bereid
is te geven
4
MAXIMUM
4-(TO
-100
- HO0
nooex
KoKMegUW
TIGUUR 75"
KOKMEEUW
Totaal aantal
<59 98' 32
vlr.
'K' !"'l it; VJJ 'y\
y.]WWMM
ili C-i ul L*J u! u-I
o o 5
:-oo
1 ?G0
iooo
800
600
•-00
200
0
200
■.•in
300
500
■*00
KOKMEEUW 1981 '8?
Gebied 93 9"+95
0 M
Kanaal
Maand
Uerspreiding grasland-
FIGUUR 74
Max. aantal per telling. Open cirkel: max.
vastgesteld tijdens vorst in dec 1 80/jan 81
Gearceerde symbolennabij/i n broedgebied.
4