klap van de molen
de Gierzwaluw als broedvogel in 1989
3
Op 16 december 1989 ben ik de hoogspanningslijn tussen de electrici-
teitscentrale Borssele en de fabrieken van Hoechst afgelopen om te
zien of er de afgelopen tijd draadslachtoffers waren gevallen. De
terugweg legde ik af onderlangs de dertien windturbines, die op een
afstand van ca 75 meter parallel lopen aan de hoogspanningsdraden.
Die laatste staan met de windmolens haaks op de aanvliegroute van
Zilvermeeuwen die hier dagelijks met vele honderden passeren van hun
slaapplaats op de Hooge Platen naar de Vuilstortplaats Midden-Zeeland.
Onder de hoogspanningsdraden vond ik
totaal 7 slachtoffers: 5 Zilvermeeu
wen (2 ad, 3 onv.), 1 Scholekster
en 1 Wulp. Onder de windmolens lagen
2 Zilvermeeuwen (ad.).
Hoewel men voorzichtig moet zijn met
een conclusie hoe beide vogels aan
hun einde zijn gekomen (immers: mo
lens en hoogspanningsdraden staan
dicht bij elkaar) was er in één ge
val geen twijfel mogelijk. De ene vo
gel vertoonde geen uitwendig letsel; de andere daarentegen was i-
naal onthoofd, z'n kop lag zo'n twee meter verderop. Iets dergelijks
heb ik onder de vele slachtoffers van de hoogspanningsdraden nooit
gezien. Sinds de ingebruikname van de molens heb ik het traject di
verse malen nagelopen, maar nooit eerder vond ik slachtoffers. Ook
onder de voormalige Pep-2 werden nooit slachtoffers aangetroffen.
Jaarlijks eisen de hoogspanningsdraden in Nederland 800.000 slachtof
fers. Bij onderzoek van het RIN in 1983 en 1984 onder 60 verspreid
staande windmolens werden weinig of geen slachtoffers aangetroffen.
Hoewel er tot op heden relatief weinig slachtoffers van windturbi
nes zijn gevallen moet men toch voorzichtig zijn bij plaatsing in vo-
ge1 rijke gebieden, zoals broed- en fourageerplaatsen en in trekrou-
tes. Een door Rijkswaterstaat uitgegeven atlas van vogeltrekbewegin
gen in Zeeland, waaraan ook leden van de VWG hun medewerking gaven,
is dan ook een goede zaak.
Jos TramperNoordweg 78, 4353 AZ Serooskerke
Inleiding
Afgelopen zomer is er een vervolgonderzoek gehouden naar het voor
komen van de Gierzwaluw als broedvogel op Walcheren. Het onderzoek
richtte zich met name op de woonkernen die in 1988 niet werden on
derzocht. In één geval werd er voor het tweede jaar geïnventari
seerd Gapinge
Me thode
Evenals vorig jaar werd er gebruik gemaakt van de turf)methode
zoals omschreven in "Vogelinventarisatie, Hustings e.a., 1985
In het kort houdt dit in het twee keer tellen in juni van vogels
die in de avonduren boven de broedplaatsen vliegen.
Resultaten
Dank zij de vele mooie zomerse avonden was sprake van een qeslaagde
inventarisatie. Behalve Kleverskerke en Aagtekerke (slechts één
maal bezocht) werden alle nog resterende plaatsen bezocht, die in
1988 niet werden geïnventariseerd. Evenals in 1988 werden in enkele
plaatsen in het geheel geen Gierzwaluwen aangetroffen; dit waren
Westkapelle, Domburg en mogelijk Kleverskerke. Een verklaring hier
voor is niet te geven. Zowel in Domburg en in mindere mate Westka
pelle komen nog panden voor die voorzien zijn van Oudhollandse dak
pannen. Middelburg scoorde het hoogst met ca 100 broedparen in de
binnenstad en nog eens 20 paren in de omgeving van de Chr. Scholen
gemeenschap Walcheren. Veere met z'n vele oude panden herbergde even
eens een aanzienlijk aantal Gierzwaluwen. Hier werden 35 a 40 broed
paren vastgesteld.
Samenvatting
In de "Avifauna van Walcheren" (Smulders Joosse, 1969} wordt de
soort een talrijke broedvogel (81 - 400 pr) van steden en dorpen ge
noemd. Nu, dertig jaar later, kunnen we nog steeds uitgaan van een
geschat aantal van 400- 500 paar. Zo'n 75% van de broedparen bevindt
zich in de oude binnensteden van Vlissingen, Middelburg, Oost-Sou
burg en Veere. De dorpen herbergen slechts enkele tot een tiental
broedplaatsen. Hoewel het platteland niet is onderzocht kunnen ook
daar plaatselijk bij oude boerderijen en buitenplaatsen Gierzwaluwen
voorkomen (aanvullende gegevens zijn welkom).
Deze inventarisatie heeft aangetoond dat zich op Walcheren nog
steeds een rijke populatie van de Gierzwaluw bevindt. Willen we dit
zo houden dan is het noodzakelijk dat we de broedgelegenheid bescher
men. Immers, de grootste bedreiging wordt gevormd door het slopen
van oude panden en het renoveren van daken. In het laatste geval
wordt gebruik gemaakt van de voor de Gierzwaluw ontoegankelijke dak
pannen. Het plaatsen van speciale dakpannen, zoals met succes in
Üost-Souburg is gebeurd, zou moeten worden uitgebreid naar plaatsen
waar nu nog broedvogels aanwezig zijn. Let wel: er komen geen ge
schikte broedplaatsen meer bij,
er gaan er alleen maar verloren!
Dank gaat uit naar de volgende
tellers: S.Lilipaly; A.van Gilst;
L. Pers ij n C.Smit en J.Hengst.
J T ramperNoordweg 78,
4353 AZ Serooskerke
Overzjcht getelde broedparen jn 1988 en 1989
Plaats
1988
Plaats
1989
Bi ggekerke
15-20
StLaurens
8
Koudekerke
2-6
Arnemui den
0-2
Meli skerke
(2)
Veere
35-40
Serooskerke
10-15
Grijpskerke
4-6
Oos tkapelle
2-4
Zanddijk
3
Oost-Souburg
40-45
Nieuw en St.Joosland
0-3
Vrouwenpolder
0
Domburg
0
VIi ss i ngen 1
100-125
Mi ddelburg
135
Gapinge
ca 10
Gapinge
13-16
geteld aantal
169-215
geteld aantal
198-213
Totaal geteld 367 - 428 paar. Geschat aantal voor Walcheren 400 - 500 paar.
(1) betreft alleen Westrand en binnenstad
(2) broedt in onbekend aantal