s invloed hakhoutbeheer op broedvogelstand 'r'"1; 2iJ »i5oo™, eis =.3. «ordt Tijdens het na-pauzeprogramma op 31 januari 1990 over de activiteiten van de Werkgroep Landschapsverzorging Walcheren (WLVW) is dit on derwerp al even aan de orde geweest. Voor de thuisblijvers (toen) en om het niet te vergeten volgen hierna de voornaamste gegevens. beschrijving proefproject Twee essenbosjes van elk ca 1 ha., gescheiden door een weiland (met drinkput) van ongeveer 1^ ha. Dit geheel ligt in de hoek Molenweg- Aagtekerkseweg te Oostkapelle (zie fig.l) en heeft de bestemming natuurgebied De WLVW is in de winter van '87-'8B gestart met het jaarlijks afzetten (omzagen) van een deel (ca éénzesde) van het meest westelijke essenbosje, te beginnen met de zuidkant. Om de diversiteit in het aangepakte bos nog meer te vergroten zijn naast het afzetten de volgende maatregelen in het beheer genomen: - het laten liggen van circa de helft van de gevelde bomen. Hier door worden soorten die profiteren van dood hout flink gestimu leerd, o.a. insecten en paddestoelen; - diverse bomen worden "geringd" (sapstroom wordt onderbroken waardoor de boom afsterft). Hopelijk ontdekken spechten deze bomen om er hun nestholte in te maken; - enkele gunstig gesitueerde of mooie bomen worden gespaard. Uit kijkposten (zangposten) voor diverse vogelsoorten. - van klein takhout worden houtmijten gemaakt. Hiervan profiteren met name vogels en kleine zoogdieren (schuil- en mogelijke nestel plaats) t - spontane opslag van eik, 5 mogelijke broedsel» mogelijk, broedsels gespaard, zodat in de loop der jaren een soortenrijk er bos ontstaat. Om na te gaan of na twee winters, waarin telkens een strook op de hiervoor genoemde wijze was behan deld, ook werkelijk invloed heeft op het broedvogel- bestand heb ik in 1989 zo wel het oostelijk (in oor spronkelijke staat geble ven) als westelijke (in hakhoutbeheer genomen) bos op broedvogels geïnventa riseerd (zes vroege ochtend bezoeken tussen 9 april en 24 juni). Resultaten broedvooelinven tarisatie Zie figuur 1 en de tabel op de volgende bladzijde. Naast genoemde broedvogel- soorten werden tijdens de bezoeken nog de volgende niet-broedende soorten ge zien of gehoord. cfe«c««** wfcfr T iGuuR. 1 noGCL'jc t 3o vvtfftfi o j B«o«*voGet lUvewTARis/trie resultaten in tabelvorm Naam broedvogel Aantal afkorting) in Oost Winterkoning(Wko) 2-3 Fitis (Fi) 2 Roodborst (Rb) 0-1 Tjiftjaf (Tt) 1 Heggemus (He) 1 Tuinfluiter (Tf) 0 Zwartkop (Zk) 0-1 Vink (Vi) 0 Pimpelmees (Pm) 0 Ringmus (Rm) 1 Witte kwik f(WK) 1 Spotvogel (SV) 1 Ekster (Ek) 0-1 Zwarte kraai(Kr) 0 Houtduif (Hd) 1 Tortelduif (To) 1 Wilde eend (WE) 0 Merel (Me) 2 Zanglijster (Zl) 1 Grote Lijster(GL) 0-1 Aantal in West 2-4 1 0 0-1 2-3 3-4 3 1 1 0 0 0 0 1 2-3 1 1 3 2 0 tot. 20 broedv. 14-19 22-28 in het oostelijke bosje - Vlaamse gaai 1 ex op 9 april - Kneu 1 ex op 29 april - Koolmees groepje ad+juv op 24 juni in het westelijke bosje - Groenling 1 ex op 9 april - Koolmees, groepje ad.+juv op 28 mei in weiland - Wilde Eend 3 ex op 29 april; 1 op 15 mei (telkens in drinkput - Kievit 3 ex op 24 juni. Bespreking resultaten Er is een duidelijk verschil in broedvogeldichtheid tussen het oostelijke en het westelij ke bosje. In het westelijke bosje, waarin de WLVW begon nen is met hakhoutbeheer zijn 22-28 broedsels vastgesteld en in het evengrote oostelij ke monotone essenbosje slechts 14-19. Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit zeer waar schijnlijk mede veroorzaakt is door de ongunstige ligging van het oostelijke bosje aan de drukke Molenweg. Tevens staan er aan de overzijde van de Molenweg enkele woningen, wat de rust niet ten goede zal komen, o.a. door spelende kinderen in dit bosje. Opvallende verschillen in aantallen tussen oostelijk en westelijk bos treffen we aan bij Houtduif resp. 1 en 3 broedpaar Tuinfluiter resp. 0 en 4 Isaoedpaar Zwartkop resp. 1 en 3 broedpaar Heggemus resp. 1 en 3 broedpaar Geen of nagenoeg geen verschil was er bij de Merel, resp.2 en 3 broedparen Winterkoning, resp. 3 en 4 broedparen Fitis, resp. 2 en 1 broedpa(a)ren) Hieruit zou voorzichtig geconcludeerd kunnen worden dat de eerstge noemde groep kennelijk kritischer is in de keuze van zijn broedbio- toop ten aanzien van variatie en rust dan de tweede groep. De Tuin fluiter en Heggemus voldoen aan de verwachting gezien hun bekende (zie o.a. "Handleiding voor het inventariseren van broedvogels" uitgegeven door de VWG Grote Rivieren, onder auspiciën van S0V0N) voorkeur voor loofhout met dichte onderbegroeiing. Slot Hopelijk kan dit onderzoekje over enkele jaren herhaald worden waarbij volgens mij nog duidelijker aangetoond zal worden dat door een gericht beheer op diversiteit, inclusief aanvullende maatregelen zoals ge noemd bij de "beschrijving proefproject", de broedvogelbevolking posi tief is te beïnvloeden 0ost= geïnventariseerd essenbos ter vergelijking West= essenboswaarvan ca 1/3 in hakhoutbeheer(etc) is genomen Luud Persiin. Landluststraat 14, 4337 KC Middelburg

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1990 | | pagina 6