de Pestvogel Stichting Zeeuwind wil een windmolen plaatsen op het industrieterrein onder de dijk bij Westkapelle,waar precies wordt nagevraagd i.v.m. vogeltrek. Veldwerk. R.I.N. heeft gevraagd voor inventarisatie van Huiszwaluwen. Aandacht gevraagd voor inventarisatie van Watergangen Wegbermen en broedgevallen van de Kwartel. Rondvraag. Bijzondere waarnemingen van Steenuil, Boomvalk, Gierzwaluw en Beflijster. Op 22 april heeft Fred bij Dishoek de Graspiepertrek gevolgd. Er werden 160 piepers per uur geteld. Jos had een week ervoor bij Groede 10 x zoveel geteld. Mw.Burger had het idee om via haar handwerkgroep geld beschikbaar te stellen voor een bepaald projekt in de werkgroep. Jan Goedbloed maakt melding van een broedgeval bij zijn boerderij van een Rouwkwikstaart x Witte kwikstaart. Koos Minnaar had bij Ter Hooge 9 nesten van de Blauwe reiger ontdekt. Of alles bewoond en tot broeden komt is nog even afwachten. Het na-pauze programma werd dit keer verzorgd door Jan-Willem Vergeer die namens de P.P.D. het één en ander kwam vertellen over de jaarlijkse broedvogelinventarisatie op Walcheren. Naast de uiteenzetting over de broedvogeleenheden werd ook een aantal Walcherse broedvogels besproken. De meest waardevolle broedvogeleenheden zijn :de open graslandgebieden op klei, de duinen en binnenduinbossen en de kreken en plassen. Verslag Stookolieslachtoffertelling. 16 en 17 december 1989 is er gelopen van Borsele tot de Veerse gatdam door 5 personen. Het aantal doodgevonden vogels was 112 stuks, daarvan waren er 35 met en 77 zonder olie. Het merendeel bestond uit Zilvermeeuwen (38), Kokmeeuwen (15)» en Zeekoeten (22). Andere soorten waren Jan van Gent, Noordse stormvogel, Fuut, Stormmeeuw, Bergeend, Scholekster, Grote Mantelmeeuv; De meeste vogels werden aangetroffen tussen Vlissingen en Westkapelle. De oorzaak van het grote aantal is waarschijnlijk het springtij van 2 dagen daarvoor met een zuid-westen wind. Het vermoeden bestaat dat alles van de Hooge Platen is gespoeld, zodoende waren de meeste vogels in staat van ontbinding. Bij de telling op 23 en24 februari 1990 van het Badstrand Vlissingen tot Domburg en van Oostkapelle tot de Veerse gatdam lag het aantal vogels veel hoger namelijk 153 stuks.Hiervan waren er 101 met en 52 zonder olie. Het merendeel bestond hier uit Zeekoeten (5*0, Alken CO), Alk/Zeekoet (14), Drieteenmeeuwen (10), overige vogels waren Fuut, Stormmeeuw, Noordse stormvoge Kokmeeuw, Zilvermeeuw, en 1 Grote jager. Dit aantal had zeker hoger geweest, maar vanwege het weer zijn niet alle stranden geteld. Ook het strand van Westduin tot Groot-Valkenisse was geveegd, zodat hier bijna geen vogels lagen. Verder zat er op het vele plastic aanspoelsel veel olie.Er is mij gevraagd door het N.S.O. om enkele oliemonster te verzamelen en op te sturen. Deze samples worden doorgestuurd naar het Deutsches Hydrographisches Institut in Hamburg. Doel van het projekt is om een beeld te krijgen van de types olie die zeevogelsterfte en strandvervuiling veroorzaken op de Deense, V/estduitse en Nederlandse kust. Tevens kunnen de analyses gebruikt worden om in geval van olieincidenten toe te voegen aan de bewijsvoering tegen de veroorzaker van de vervuiling. Verder wil ik de volgende tellers namens het N.S.O. bedanken voor hun inzet: Mw. Castel, Mw. Burgers,Fred Twisk, Koos Minnaar, Jan Meulmeester, Jan Meulmcester, Westerscheldestraat 31, 4388 VC Oost-Souburg.Tel.01184-67162 (Boinbycilla garrulus) Status: onrege lmatiqe gast, wintergast Voorkomen buiten Walcheren De Pestvogel broedt in het noorden van Europa, van Fenno-scandinavitot in Oostelijk Siberië. In Nederland komt de Pestvogel als wintergast voor met van tijd tot tijd moeilijk analyseerbare en voorspelbare invasies, die massaal kun nen zijn, zoals de invasie van de win ter 1965/66 met 11.000 exemplaren over heel Nederland (1). De Pestvogels kun nen in invasies van dergelijke omvang de Middellandse Zee bereiken. Waarschijn lijk speelt het voedselaanbod in de broedgebieden een grote rol in het zich voordoen van invasies. De eerste exem plaren worden dan in oktober waargeno men, gevolgd door een sterke toename in november en december, maar na de jaar wisseling daalt de presentatie gestaag en in april zijn alle exemplaren weer noordwaarts vertrokken naar de broed plaatsen Biotoop Aangezien Pestvogels hun insectenrijk vogelmenu in de winter we genis gebrek aan insecten inwisselen voor een besrijk winLermenu werden de waarnemingen van Pestvogels vrijwel altijd gedaan in de buurt van besdragende struiken zoals Gelderse Roos en Lijsterbes, vaak in of rond de bebouwde kom, in parken en op bolwerken. Verleden In de jaren vijftig en zestig hebben zich op Walcheren drie in vasies voorgedaan, nl. in de winters van 1956/57, 1958/59 en de grote invasie van 1965/66 (2). In de laatstgenoemde winter werd een groep Pestvogels gezien van 85 exemplaren; een aantal wat tot nu toe niet overschreden is. Voorkomen op Walcheren Sinds 1969 zijn er op Walcheren twee erupties geweest in het voor komen van de Pestvogel; deze deden zich voor in de winters van 197Ü/71 en 1981/82 met resp. 76 en 79 exemplaren (zie fiq.2). ÜJ.9.Ü.- D= doortrekperJodeB= broedactiviteitenA= aanwezigheid NB: voor verdere uitleg zij verwezen naar Zwelmpje nr.A (nov.1989), waarin Fred Twisk in het artikel over de Wulp dit pictogram uitge breid heeft toegelicht.

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1990 | | pagina 9